Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. park:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor parken (Nederlands) in het Engels

park:

park [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het park (hof)
    the public garden
  2. het park (natuurpark)
    the park; the parkland
    – a large area of land preserved in its natural state as public property 1
    • park [the ~] zelfstandig naamwoord
      • there are laws that protect the wildlife in this park1
    • parkland [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. het park (stadspark)
    the common; the park; the green; the commons
    – a piece of open land for recreational use in an urban area 1
    • common [the ~] zelfstandig naamwoord
    • park [the ~] zelfstandig naamwoord
      • they went for a walk in the park1
    • green [the ~] zelfstandig naamwoord
    • commons [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor park:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
common park; stadspark algemene
commons park; stadspark
green park; stadspark gazon; gebladerte; grasperk; grasveld; groente; loof; lover
park natuurpark; park; stadspark
parkland natuurpark; park
public garden hof; park plantsoen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
park parkeerstand inschakelen; parkeren
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
common algemeen; alledaags; alledaagse; courant; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gemeenschappelijk; gewoon; meer personen betreffend; niets bijzonders; normaal; ordinair
green groen; groengekleurd; groenkleurig

Verwante woorden van "park":

  • parken

Wiktionary: park

park
noun
  1. gardens with public access
  2. ground for recreation

Cross Translation:
FromToVia
park park Park — hauptsächlich mit Pflanzen gestaltetes weiträumiges Gelände