Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. overstuur:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overstuur (Nederlands) in het Engels

overstuur:

overstuur bijvoeglijk naamwoord

  1. overstuur
    shaken; upset; in a state

Vertaal Matrix voor overstuur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
upset schrik; verbijstering
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
upset bederven; dwarsbomen; dwarsliggen; in de war sturen; nekken; omduwen; omstoten; omverstoten; ontstemmen; ruïneren; tegenwerken; verstoren; vertoornen; verzieken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
shaken overstuur
upset overstuur boos; dol; furieus; gebelgd; gekwetst; geschokt; getroffen; hels; kwaad; laaiend; misnoegd; nijdig; onthutst; ontredderd; ontsteld; ontzet; paf; perplex; razend; tierend; van streek; verontwaardigd; verschrikt; verstoord; woedend; woest
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in a state overstuur

Wiktionary: overstuur

overstuur
adjective
  1. angry, distressed, unhappy
  2. of a stomach

Computer vertaling door derden: