Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. outilleren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor outilleren (Nederlands) in het Engels

outilleren:

outilleren werkwoord (outilleer, outilleert, outilleerde, outilleerden, geoutilleerd)

  1. outilleren
    to equip; to fit out
    • equip werkwoord (equips, equipped, equipping)
    • fit out werkwoord (fits out, fitted out, fitting out)

Conjugations for outilleren:

o.t.t.
  1. outilleer
  2. outilleert
  3. outilleert
  4. outilleren
  5. outilleren
  6. outilleren
o.v.t.
  1. outilleerde
  2. outilleerde
  3. outilleerde
  4. outilleerden
  5. outilleerden
  6. outilleerden
v.t.t.
  1. ben geoutilleerd
  2. bent geoutilleerd
  3. is geoutilleerd
  4. zijn geoutilleerd
  5. zijn geoutilleerd
  6. zijn geoutilleerd
v.v.t.
  1. was geoutilleerd
  2. was geoutilleerd
  3. was geoutilleerd
  4. waren geoutilleerd
  5. waren geoutilleerd
  6. waren geoutilleerd
o.t.t.t.
  1. zal outilleren
  2. zult outilleren
  3. zal outilleren
  4. zullen outilleren
  5. zullen outilleren
  6. zullen outilleren
o.v.t.t.
  1. zou outilleren
  2. zou outilleren
  3. zou outilleren
  4. zouden outilleren
  5. zouden outilleren
  6. zouden outilleren
diversen
  1. outilleer!
  2. outilleert!
  3. geoutilleerd
  4. outillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor outilleren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
equip outilleren
fit out outilleren optooien; toerusten; uitrusten; zich uitdossen; zich uitmonsteren; zich uitrusten