Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cut
|
|
bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; coupure; inkeping; inkerving; inkrimping; insnijding; jaap; keep; kerf; korting; kostenbesparing; ontering; prijsverlaging; prijsvermindering; reductie; snede; snee; sneetje; snijwond; snijwondje; snit; snoeiing; verkorting; verlaging
|
initiate
|
|
adept; ingewijde; insider
|
intimate
|
|
intimus
|
postulate
|
|
aanname; postulaat; stelling; these; thesis; vooronderstelling
|
present
|
|
aardigheid; aardigheidje; cadeau; geschenk; kado; o.t.t.; onvoltooid tegenwoordige tijd; present; presentje
|
prompt
|
|
ezelsbrug; geheugensteun; geheugensteuntje; prompt
|
raise
|
|
aankweken; doen voorttelen; fokken
|
sting
|
|
angel; doorn; gifangel; messteek; steek; stekel; vishaak; weerhaak
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bring forward
|
naar voren brengen; opperen; poneren
|
aandragen; aanvoeren; vooruitbrengen
|
bring in
|
naar voren brengen; opperen; poneren; suggereren
|
bijhalen; binnenbrengen; binnendragen; binnenhalen; opbrengen; opleveren
|
bring up
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
aankaarten; aanknopen; aansnijden; braken; entameren; gesprek aanknopen; grootbrengen; kotsen; omhooghalen; op tafel leggen; openen; ophalen; opvoeden; opwerpen; overgeven; spugen; spuwen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; uitbraken; voorleiden; vormen
|
broach
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; op tafel leggen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
|
broach a subject
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
|
cut
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
afsnijden; coifferen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doorknippen; doormidden hakken; een knippend geluid maken; houtsnijden; in hout schrijven; in tweeën houwen; kappen; kerven; klieven; kloven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; prikken; snerpen; snijden; snijwerk maken; steken; steken geven
|
cut into
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
|
initiate
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; naar voren brengen; op tafel leggen; opperen; opwerpen; poneren; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen
|
engageren; erbij betrekken; inaugureren; inhuldigen; initiëren; inviteren; inwijden; ontgroenen; op gang brengen; plechtig bevestigen; uitnodigen
|
intimate
|
aanvoeren; opperen; poneren; te berde brengen
|
mening kenbaar maken; verkondigen
|
introduce
|
naar voren brengen; opperen; poneren; stellen
|
aandragen; aanvoeren; inbrengen; inleiden; introduceren; invoegen; inwerken; kennis laten maken; openen; prepareren; voorbereiden op; voorstellen
|
nominate
|
naar voren brengen; opperen; poneren
|
aanbevelen; aanraden; benoemen; iemand recommanderen; in functie aanstellen; nomineren; op het oog hebben; voordragen
|
postulate
|
naar voren brengen; opperen; poneren; stellen
|
postuleren; vooronderstellen
|
present
|
naar voren brengen; opperen; poneren
|
aanbevelen; aanbieden; aanraden; bedelen; begiftigen; beschenken; exposeren; iemand recommanderen; indienen; laten zien; nomineren; opgevoerd worden; presenteren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen; voordragen
|
prompt
|
naar voren brengen; opperen; suggereren
|
aandrijven; aansporen; inboezemen; influisteren; ingeven; inspireren; opkrikken; opwekken; prikkelen; souffleren; stimuleren; toefluisteren; voorzeggen
|
propose
|
aanvoeren; naar voren brengen; opperen; poneren; te berde brengen
|
aanbevelen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren; ter overweging geven; van plan zijn; voordragen; voorleggen; voorslaan; voorstellen
|
put forward
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; naar voren brengen; op tafel leggen; opperen; opwerpen; poneren; stellen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
|
put on the table
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
|
raise
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; naar voren brengen; op tafel leggen; opperen; opwerpen; poneren; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen
|
aankaarten; aansnijden; bezweren; bouwen; construeren; ding rechtzetten; fokken; grootbrengen; heffen; hijsen; hoger maken; instellen; invoeren; jezelf opwerken; kweken; naar boven tillen; naarbovendragen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogbrengen; omhooghalen; omhoogheffen; op tafel leggen; opfokken; ophalen; opheffen; ophijsen; ophogen; oprichten; optrekken; opvoeden; opwerken; overeindzetten; rechtop zetten; slangen bezweren; stichten; ter sprake brengen; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; verhogen; vooruitkomen; vormen; zich omhoogtrekken; zich optrekken aan
|
reap
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
afsnijden; binnen halen; oogsten; plukken; snijden
|
sting
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
afsnijden; prikken; snijden; steken; steken geven
|
suggest
|
aanvoeren; naar voren brengen; opperen; poneren; suggereren; te berde brengen
|
aanbevelen; aanraden; adviseren; duiden op; een voorstel doen; iemand recommanderen; iets aanraden; ingeven; nomineren; raden; recommanderen; suggereren; toefluisteren; van raad dienen; voordragen; wijzen op
|
throw up
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
braken; kotsen; omhoogwerpen; opwerpen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren
|
toss in the air
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
jonassen; omhooggooien; opgooien; opwerpen
|
toss up
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
omhooggooien; opgooien; opwerpen
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cut
|
|
gekuist; gesneden; zedig gemaakt
|
intimate
|
|
confidentieel; gemeenzaam; intiem; vertrouwelijk
|
present
|
|
aanwezig; eigentijds; hedendaags; huidig; modern; momenteel; present!; tegenwoordig; tijdseigen; van nu; van vandaag
|
prompt
|
|
bijtijds; direct; gauw; gezwind; op tijd; stipt; tijdig
|