Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opgewonden (Nederlands) in het Engels

opgewonden:

opgewonden bijvoeglijk naamwoord

  1. opgewonden (seksueel opgewonden; geil; hitsig; heet)
    excited
    – in an aroused state 1
    horny; randy
    – feeling great sexual desire 1
    • horny bijvoeglijk naamwoord
      • feeling horny1
    • randy bijvoeglijk naamwoord
    lascivious
    – driven by lust; preoccupied with or exhibiting lustful desires 1
    exciting; heated
    hot
    – sexually excited or exciting 1
    • hot bijvoeglijk naamwoord
      • was hot for her1
      • hot pants1

Vertaal Matrix voor opgewonden:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
excited geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden geagiteerd; levendig; verhit
exciting geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden aangrijpend; boeiend; opwindend; pakkend; pikant; sexy; spannende; zinderende
heated geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden fel; geagiteerd; heftig; hevig; levendig; verhit; verwoed; vurig
horny geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden soppig; wellustig
hot geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden heet; hot
lascivious geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden soppig; wellustig; zinnelijk
randy geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden oversekst

Verwante woorden van "opgewonden":


Wiktionary: opgewonden

opgewonden
adjective
  1. sexually aroused
  2. having great enthusiasm
  3. restless, apprehensive and fidgety

opgewonden vorm van opwinden:

opwinden werkwoord (wind op, windt op, wond op, wonden op, opgewonden)

  1. opwinden (prikkelen; opwekken; stimuleren)
    to arouse; to excite; to stir up; to stimulate
    • arouse werkwoord (arouses, aroused, arousing)
    • excite werkwoord (excites, excited, exciting)
    • stir up werkwoord (stirs up, stirred up, stirring up)
    • stimulate werkwoord (stimulates, stimulated, stimulating)
  2. opwinden (opwikkelen; haspelen; op een haspel winden; opklossen)
    to wind up; to wind; to reel; reel in
    • wind up werkwoord (winds up, wound up, winding up)
    • wind werkwoord (winds, winded, winding)
    • reel werkwoord (reels, reeled, reeling)
    • reel in werkwoord

Conjugations for opwinden:

o.t.t.
  1. wind op
  2. windt op
  3. windt op
  4. winden op
  5. winden op
  6. winden op
o.v.t.
  1. wond op
  2. wond op
  3. wond op
  4. wonden op
  5. wonden op
  6. wonden op
v.t.t.
  1. heb opgewonden
  2. hebt opgewonden
  3. heeft opgewonden
  4. hebben opgewonden
  5. hebben opgewonden
  6. hebben opgewonden
v.v.t.
  1. had opgewonden
  2. had opgewonden
  3. had opgewonden
  4. hadden opgewonden
  5. hadden opgewonden
  6. hadden opgewonden
o.t.t.t.
  1. zal opwinden
  2. zult opwinden
  3. zal opwinden
  4. zullen opwinden
  5. zullen opwinden
  6. zullen opwinden
o.v.t.t.
  1. zou opwinden
  2. zou opwinden
  3. zou opwinden
  4. zouden opwinden
  5. zouden opwinden
  6. zouden opwinden
en verder
  1. ben opgewonden
  2. bent opgewonden
  3. is opgewonden
  4. zijn opgewonden
  5. zijn opgewonden
  6. zijn opgewonden
diversen
  1. wind op!
  2. windt op!
  3. opgewonden
  4. opwindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opwinden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
reel filmspoel; haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding
wind blaasinstrument; wind
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arouse opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanmoedigen; aanzetten tot; activeren; bezielen; instigeren; ontwaken; oppeppen; opwekken; provoceren; stimuleren; wakker worden
excite opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanmoedigen; aansporen; aanzetten; activeren; bezielen; opleven; oppeppen; opvrijen; opwekken; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen
reel haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden
reel in haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden
stimulate opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanmoedigen; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bezielen; iemand motiveren; instigeren; motiveren; oppeppen; opwekken; opzwepen; prikkelen; provoceren; sterk prikkelen; stimuleren
stir up opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; doen opvlammen; iemand opstoken; iets aanstoken; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; oproer kraaien; opruien; opstoken; opzetten; poken; ter sprake brengen
wind haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden opspoelen
wind up haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden afronden; beslissen; besluiten; completeren; laatste gedeelte afmaken; omhoogkronkelen

Antoniemen van "opwinden":


Verwante definities voor "opwinden":

  1. de veer opnieuw spannen2
    • heb je de klok opgewonden?2
  2. er een bol of kluwen van maken2
    • wil je me helpen deze wol op te winden?2
  3. hem een spannend gevoel bezorgen2
    • de foto's wonden hem erg op2
  4. je er erg druk om maken2
    • je moet je niet zo opwinden, dat is niet goed voor je2

Wiktionary: opwinden

opwinden
verb
  1. draaiend onder spanning zetten
  2. in staat van agitatie brengen
opwinden
verb
  1. to arouse, to excite (sexually)
  2. to stir the emotions of
  3. wind into loops
  4. wind into regular rings
  5. to excite passion or anger in
  6. to sexually stimulate
  7. suddenly excite someone, or to give someone great pleasure; to electrify
  8. tighten a clockwork mechanism
  9. to excite

Cross Translation:
FromToVia
opwinden agitate; wave; wave about; beat; incite; stir up; arouse; whirl; brandish; fling; flourish; wag; wield; swing agiter — Traductions à trier suivant le sens
opwinden bandage; bind; blindfold; flex; be stretched tight; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; have a boner bander — (familier, fr) Occitanie|fr exaspérer, gonfler.
opwinden discuss; agitate; incite; stir up; arouse débattrediscuter entre plusieurs personnes dont chacune exposer ses arguments.
opwinden stimulate; excite; agitate exciter — Engager, porter à.
opwinden bristle; incense; rile; get angry; tousle; excite; agitate; rouse; stir up; exasperate; work up; stir; arouse hérisserdresser ses cheveux, ses poils, ses plumes, en parlant de l’homme et des animaux.
opwinden stiffen; stress; tense; tighten; stretch; wind up; rack; strain raidirtendre ou étendre avec force ; rendre raide.
opwinden climb; go back; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten remonter — Traductions à trier suivant le sens
opwinden squeeze; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; oppress; pinch; squash; lock up; shut up; put away; stow; confine; enclose; condense; shake hands; keep; stay serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).
opwinden strech; tend; sell; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten tendreétirer un fil, une corde, une surface; tirer une corde par plusieurs côtés pour la rendre raide ; étirer une peau.
opwinden trouble; disturb; ruffle; confuse; puzzle; bemuse; bewilder; perplex; abash; addle; disarrange; disarray; agitate; incite; stir up; arouse troublerrendre trouble.
opwinden move; stir; affect; agitate; incite; stir up; arouse émouvoirprovoquer une émotion.

Verwante vertalingen van opgewonden