Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. opgeblazenheid:
  2. opgeblazen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opgeblazenheid (Nederlands) in het Engels

opgeblazenheid:

opgeblazenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de opgeblazenheid (gezwollenheid; opgezetheid)
    the distension; the puffiness; the tumidity

Vertaal Matrix voor opgeblazenheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
distension gezwollenheid; opgeblazenheid; opgezetheid
puffiness gezwollenheid; opgeblazenheid; opgezetheid opgezwollenheid
tumidity gezwollenheid; opgeblazenheid; opgezetheid

Verwante woorden van "opgeblazenheid":


opgeblazen:

opgeblazen bijvoeglijk naamwoord

  1. opgeblazen (opgezwollen; opgezet; gezwollen)
    swollen; bloated; turgid
  2. opgeblazen (bombastisch; hoogdravend; pompeus; gezwollen)
    pompous; grandiloquent; swolen headed; bombastic

Vertaal Matrix voor opgeblazen:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bombastic bombastisch; gezwollen; hoogdravend; opgeblazen; pompeus grootsprakig
grandiloquent bombastisch; gezwollen; hoogdravend; opgeblazen; pompeus brallerig; grootsprakerig; opschepperig; pocherig; snoevend
pompous bombastisch; gezwollen; hoogdravend; opgeblazen; pompeus aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
swollen gezwollen; opgeblazen; opgezet; opgezwollen
turgid gezwollen; opgeblazen; opgezet; opgezwollen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloated gezwollen; opgeblazen; opgezet; opgezwollen moddervet; pafferig
swolen headed bombastisch; gezwollen; hoogdravend; opgeblazen; pompeus

Verwante woorden van "opgeblazen":


Wiktionary: opgeblazen

opgeblazen
adjective
  1. swollen with fluid or gas