Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. openbaar:
  2. openbaren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor openbaar (Nederlands) in het Engels

openbaar:

openbaar bijvoeglijk naamwoord

  1. openbaar (publiek)
    public
    • public bijvoeglijk naamwoord
  2. openbaar
    – algemeen bekend 1
    public
    • public bijvoeglijk naamwoord
  3. openbaar (publiek)
    – waar iedereen in kan of aan mee kan doen 1
    public
    – not private; open to or concerning the people as a whole 2
    • public bijvoeglijk naamwoord
      • the public good2
      • public libraries2
      • public funds2
      • public parks2
      • a public scandal2
      • public gardens2
      • performers and members of royal families are public figures2

Vertaal Matrix voor openbaar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
public gehoor; publiek
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
public openbaar; publiek ruchtbaar

Verwante woorden van "openbaar":


Synoniemen voor "openbaar":


Antoniemen van "openbaar":


Verwante definities voor "openbaar":

  1. algemeen bekend1
    • hij maakte het bericht openbaar1
  2. waar iedereen in kan of aan mee kan doen1
    • dit is een openbare school1

Wiktionary: openbaar

openbaar
adjective
  1. vrij toegankelijk
  2. Openbaar Ministerie
    • openbaar → Prosecutors' Office
openbaar
adjective
  1. Suitable to be imparted to the public
  2. pertaining to people as a whole
  3. open to all members of a community

openbaar vorm van openbaren:

openbaren werkwoord (openbaar, openbaart, openbaarde, openbaarden, geopenbaard)

  1. openbaren (zich uiten)
    to reveal; to exhibit; to express; to show; to display; to demonstrate; to admit
    • reveal werkwoord (reveals, revealed, revealing)
    • exhibit werkwoord (exhibits, exhibited, exhibiting)
    • express werkwoord (expresss, expressed, expressing)
    • show werkwoord (shows, showed, showing)
    • display werkwoord (displaies, displayed, displaying)
    • demonstrate werkwoord (demonstrates, demonstrated, demonstrating)
    • admit werkwoord (admits, admited, admiting)
  2. openbaren (publiceren; uitbrengen)
    to publish; to issue
    • publish werkwoord (publishes, published, publishing)
    • issue werkwoord (issues, issued, issuing)

Conjugations for openbaren:

o.t.t.
  1. openbaar
  2. openbaart
  3. openbaart
  4. openbaren
  5. openbaren
  6. openbaren
o.v.t.
  1. openbaarde
  2. openbaarde
  3. openbaarde
  4. openbaarden
  5. openbaarden
  6. openbaarden
v.t.t.
  1. heb geopenbaard
  2. hebt geopenbaard
  3. heeft geopenbaard
  4. hebben geopenbaard
  5. hebben geopenbaard
  6. hebben geopenbaard
v.v.t.
  1. had geopenbaard
  2. had geopenbaard
  3. had geopenbaard
  4. hadden geopenbaard
  5. hadden geopenbaard
  6. hadden geopenbaard
o.t.t.t.
  1. zal openbaren
  2. zult openbaren
  3. zal openbaren
  4. zullen openbaren
  5. zullen openbaren
  6. zullen openbaren
o.v.t.t.
  1. zou openbaren
  2. zou openbaren
  3. zou openbaren
  4. zouden openbaren
  5. zouden openbaren
  6. zouden openbaren
en verder
  1. is geopenbaard
  2. zijn geopenbaard
diversen
  1. openbaar!
  2. openbaart!
  3. geopenbaard
  4. openbarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor openbaren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
display beeldscherm; bekendmaking; etalering; monitor; uitstalling
exhibit inzending
issue actiepunt; afgifte; aflevering; editie; emissie; geval; issue; kwestie; punt; uitdeling; uitgaaf; uitgave; uitgifte; uitreiking; uitstoot; verstrekking; zaak
show demonstratie; expositie; happening; laten zien; opvoering; parade; performance; show; staatsie; tentoonstelling; toneelavond; uiterlijk vertoon; uitstalling; vertoning; voorstelling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
admit openbaren; zich uiten als waar erkennen; autoriseren; biechten; binnen laten; bloot leggen; dulden; duren; erkennen; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iemand toelaten; inlaten; inwilligen; laten; opbiechten; opnemen; opvangen; permitteren; reveleren; toegang verschaffen; toegeven; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen
demonstrate openbaren; zich uiten aanschouwelijk maken; aantonen; betogen; bewijzen; demonstreren; staven; veraanschouwelijken
display openbaren; zich uiten aanbieden; etaleren; exposeren; laten zien; offreren; presenteren; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen; voor ogen brengen; voorleggen
exhibit openbaren; zich uiten etaleren; exposeren; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen; voor ogen brengen
express openbaren; zich uiten betonen; betuigen; formuleren; spuien; tot uitdrukking brengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbaliseren; vertolken; verwoorden
issue openbaren; publiceren; uitbrengen uitgeven
publish openbaren; publiceren; uitbrengen aantrekken; adverteren; openen; openstellen; publiceren; toegankelijk maken; uitbrengen; uitgeven; vrijgeven; werven
reveal openbaren; zich uiten bloot leggen; klikken; ontdekken; ontpoppen als; ontsluieren; ontwaren; opsporen; reveleren; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
show openbaren; zich uiten aanduiden; aangeven; attenderen; etaleren; exposeren; getuigen van; iets aanwijzen; indiceren; laten blijken; laten zien; presenteren; te voorschijn halen; tentoonstellen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; uitstallen; vertonen; voor de dag halen; voordedaghalen; wijzen; wijzen naar
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
issue uitkomen; uitstromen

Wiktionary: openbaren

openbaren
verb
  1. wat voorheen een geheim was algemeen bekend maken

Cross Translation:
FromToVia
openbaren develop; reveal; grow développerdégager une chose de ce qui l’envelopper.
openbaren revelation; disclosure révélationaction de révéler.
openbaren unearth révélerdécouvrir, déclarer, faire savoir une chose qui était inconnue et secrète.

Verwante vertalingen van openbaar