Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
opinion
|
gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; oogpunt; perspectief; standpunt; zienswijs
|
advies; begrip; benul; denkbeeld; dunk; gezichtspunt; gezindheid; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; oordeel; opinie; opvatting; overtuiging; standpunt; vaststaande mening; visie; zienswijze
|
point of view
|
gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; oogpunt; perspectief; standpunt; zienswijs
|
denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze
|
position
|
gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; oogpunt; perspectief; standpunt; zienswijs
|
ambt; arrangement; baan; betrekking; bewering; dienstbetrekking; functie; gesteldheid; houding; indeling; job; klasse; ligging; maatschappelijke klasse; opstelling; orde; ordening; positie; rang; rangschikking; schikking; slag; staat; stand; stand van het lichaam; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; thema; toestand
|
standpoint
|
gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; oogpunt; perspectief; standpunt; zienswijs
|
|
view
|
gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; oogpunt; perspectief; standpunt; zienswijs
|
aanblik; aanzicht; aspect; begrip; benul; bezichtigen; bezichtiging; denkbeeld; doorkijk; facet; gezicht; gezichtspunt; gezindheid; idee; interpretatie; inzicht; kijk; lezing; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; oordeel; opinie; opvatting; opzicht; overtuiging; panorama; prospect; standpunt; uitzicht; vaststaande mening; vergezicht; verreikend uitzicht; visie; vue; weergave; zicht; zienswijze
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
position
|
|
plaatsen; positioneren; zetten
|
view
|
|
aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; controleren; examineren; gadeslaan; inspecteren; keuren; kijken; observeren; schouwen; waarnemen; weergeven; zien
|