Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. onvatbaarheid:
  2. onvatbaar:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor onvatbaarheid (Nederlands) in het Engels

onvatbaarheid:

onvatbaarheid [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. onvatbaarheid (onvatbaarheid voor ziekte; immuniteit)
    the immunity; the immunity for diseases; the invulnerability; the insusceptibility

Vertaal Matrix voor onvatbaarheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
immunity immuniteit; onvatbaarheid; onvatbaarheid voor ziekte
immunity for diseases immuniteit; onvatbaarheid; onvatbaarheid voor ziekte
insusceptibility immuniteit; onvatbaarheid; onvatbaarheid voor ziekte
invulnerability immuniteit; onvatbaarheid; onvatbaarheid voor ziekte immuniteit; onkwetsbaarheid; onschendbaarheid

Verwante woorden van "onvatbaarheid":


Wiktionary: onvatbaarheid


Cross Translation:
FromToVia
onvatbaarheid immunity immunité — Exemption d’impôts, de devoirs, de charges, etc.

onvatbaarheid vorm van onvatbaar:

onvatbaar bijvoeglijk naamwoord

  1. onvatbaar (onschendbaar; immuun)
    immune; insusceptible; inviolable; impervious

Vertaal Matrix voor onvatbaar:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
immune immuun; onschendbaar; onvatbaar bestand tegen; bestendig; opgewassen tegen
impervious immuun; onschendbaar; onvatbaar onontvankelijk
insusceptible immuun; onschendbaar; onvatbaar
inviolable immuun; onschendbaar; onvatbaar onaantastbaar

Verwante woorden van "onvatbaar":


Wiktionary: onvatbaar

onvatbaar
adjective
  1. unaffected or unable to be affected by

Verwante vertalingen van onvatbaarheid