Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. ontspruiten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontspruiten (Nederlands) in het Engels

ontspruiten:

ontspruiten werkwoord (ontspruit, ontsproot, ontsproten, ontsproten)

  1. ontspruiten (afstammen; voortkomen; afkomstig zijn; stammen; spruiten)
    originate from; to derive from; decend from; to sprout; to spring from
  2. ontspruiten (voortkomen uit; uitkomen; ontspringen; )
    evolve out of; originate from; to arise from; to stem from

Conjugations for ontspruiten:

o.t.t.
  1. ontspruit
  2. ontspruit
  3. ontspruit
  4. ontspruiten
  5. ontspruiten
  6. ontspruiten
o.v.t.
  1. ontsproot
  2. ontsproot
  3. ontsproot
  4. ontsproten
  5. ontsproten
  6. ontsproten
v.t.t.
  1. ben ontsproten
  2. bent ontsproten
  3. is ontsproten
  4. zijn ontsproten
  5. zijn ontsproten
  6. zijn ontsproten
v.v.t.
  1. was ontsproten
  2. was ontsproten
  3. was ontsproten
  4. waren ontsproten
  5. waren ontsproten
  6. waren ontsproten
o.t.t.t.
  1. zal ontspruiten
  2. zult ontspruiten
  3. zal ontspruiten
  4. zullen ontspruiten
  5. zullen ontspruiten
  6. zullen ontspruiten
o.v.t.t.
  1. zou ontspruiten
  2. zou ontspruiten
  3. zou ontspruiten
  4. zouden ontspruiten
  5. zouden ontspruiten
  6. zouden ontspruiten
diversen
  1. ontspruit!
  2. ontspruit!
  3. ontsproten
  4. ontspruitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontspruiten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sprout bloesem; jonge plant; loot; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arise from ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen uit spruiten; voortspruiten
decend from afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen
derive from afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen
evolve out of ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen uit
originate from afkomstig zijn; afstammen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; spruiten; stammen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen; voortkomen uit
spring from afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen
sprout afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen kiemen; omhoog schieten; ontkiemen; opschieten; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen
stem from ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen uit dateren; teruggaan; teruggrijpen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sprout ontkiemd

Wiktionary: ontspruiten

ontspruiten
verb
  1. (ergatief) een nieuwe loot vormen aan een plant of uit een zaad.
ontspruiten
verb
  1. start to exist
  2. to grow, to germinate

Cross Translation:
FromToVia
ontspruiten come; derive; originate; result; accrue; stem; spring provenirprocéder, venir, dériver, résulter.