Nederlands
Uitgebreide vertaling voor omduwen (Nederlands) in het Engels
omduwen:
-
omduwen (omverstoten; omstoten)
Conjugations for omduwen:
o.t.t.
- duw om
- duwt om
- duwt om
- duwen om
- duwen om
- duwen om
o.v.t.
- duwde om
- duwde om
- duwde om
- duwden om
- duwden om
- duwden om
v.t.t.
- heb omgeduwd
- hebt omgeduwd
- heeft omgeduwd
- hebben omgeduwd
- hebben omgeduwd
- hebben omgeduwd
v.v.t.
- had omgeduwd
- had omgeduwd
- had omgeduwd
- hadden omgeduwd
- hadden omgeduwd
- hadden omgeduwd
o.t.t.t.
- zal omduwen
- zult omduwen
- zal omduwen
- zullen omduwen
- zullen omduwen
- zullen omduwen
o.v.t.t.
- zou omduwen
- zou omduwen
- zou omduwen
- zouden omduwen
- zouden omduwen
- zouden omduwen
en verder
- ben omgeduwd
- bent omgeduwd
- is omgeduwd
- zijn omgeduwd
- zijn omgeduwd
- zijn omgeduwd
diversen
- duw om!
- duwt om!
- omgeduwd
- omduwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor omduwen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
upset | schrik; verbijstering | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
knock over | omduwen; omstoten; omverstoten | omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen |
push over | omduwen; omstoten; omverstoten | omverrukken |
upset | omduwen; omstoten; omverstoten | bederven; dwarsbomen; dwarsliggen; in de war sturen; nekken; ontstemmen; ruïneren; tegenwerken; verstoren; vertoornen; verzieken |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
upset | boos; dol; furieus; gebelgd; gekwetst; geschokt; getroffen; hels; kwaad; laaiend; misnoegd; nijdig; onthutst; ontredderd; ontsteld; ontzet; overstuur; paf; perplex; razend; tierend; van streek; verontwaardigd; verschrikt; verstoord; woedend; woest |