Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- neerhalen:
-
Wiktionary:
- neerhalen → evisceration
- neerhalen → demean
- neerhalen → couch, demean, deprave, discredit, downsize, destroy, ruin, wreck, decrease, lessen, diminish, shrink, abridge, cry down, cut up, demolish, pull to pieces, run down, write down, draw, streak, mortify, break down, pull down, take down, quash, cut, mow, reap
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor neerhalen (Nederlands) in het Engels
neerhalen:
-
neerhalen (neersabelen)
-
neerhalen (slopen; afbreken; omverhalen; uit elkaar halen; breken)
to demolish; to break down; to tear down; to break up; to destroy; to wreck; tear loose; to pull down; to take down; to get down; to drag down-
tear loose werkwoord
-
neerhalen (fel bekritiseren; omlaaghalen)
Conjugations for neerhalen:
o.t.t.
- haal neer
- haalt neer
- haalt neer
- halen neer
- halen neer
- halen neer
o.v.t.
- haalde neer
- haalde neer
- haalde neer
- haalden neer
- haalden neer
- haalden neer
v.t.t.
- heb neergehaald
- hebt neergehaald
- heeft neergehaald
- hebben neergehaald
- hebben neergehaald
- hebben neergehaald
v.v.t.
- had neergehaald
- had neergehaald
- had neergehaald
- hadden neergehaald
- hadden neergehaald
- hadden neergehaald
o.t.t.t.
- zal neerhalen
- zult neerhalen
- zal neerhalen
- zullen neerhalen
- zullen neerhalen
- zullen neerhalen
o.v.t.t.
- zou neerhalen
- zou neerhalen
- zou neerhalen
- zouden neerhalen
- zouden neerhalen
- zouden neerhalen
en verder
- ben neergehaald
- bent neergehaald
- is neergehaald
- zijn neergehaald
- zijn neergehaald
- zijn neergehaald
diversen
- haal neer!
- haalt neer!
- neergehaald
- neerhalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor neerhalen:
Wiktionary: neerhalen
neerhalen
Cross Translation:
noun
-
A vigorous verbal assault.
-
To debase; to lower; to degrade.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• neerhalen | → couch; demean; deprave; discredit; downsize; destroy; ruin; wreck; decrease; lessen; diminish; shrink; abridge; cry down; cut up; demolish; pull to pieces; run down; write down; draw; streak; mortify | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• neerhalen | → demolish; break down; pull down; take down; destroy; quash | ↔ démolir — abattre pièce à pièce (se dit surtout en parlant des bâtiments, des constructions). |
• neerhalen | → cut; mow; reap | ↔ faucher — couper à la faux ou à la machine. |