Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- nederigheid:
- nederig:
-
Wiktionary:
- nederigheid → humility
- nederigheid → humility, lowliness, humbleness, modesty, simplicity
- nederig → humble
- nederig → humble, lowly, meek
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor nederigheid (Nederlands) in het Engels
nederigheid:
-
de nederigheid (onderdanigheid; bescheidenheid; onderworpenheid)
Vertaal Matrix voor nederigheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
humility | bescheidenheid; nederigheid; onderdanigheid; onderworpenheid | deemoed; ootmoed |
modestness | bescheidenheid; nederigheid; onderdanigheid; onderworpenheid | |
submissiveness | bescheidenheid; nederigheid; onderdanigheid; onderworpenheid | |
subservience | bescheidenheid; nederigheid; onderdanigheid; onderworpenheid | dienst; dienstbaarheid; dienstvaardigheid; gedienstige handeling; gedienstigheid; voorkomendheid |
Verwante woorden van "nederigheid":
Wiktionary: nederigheid
nederigheid
Cross Translation:
noun
nederigheid
-
het aannemen van een houding waarbij geen aanspraak gemaakt wordt op macht of eer
- nederigheid → humility
noun
-
characteristic of being humble
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nederigheid | → humility; lowliness; humbleness | ↔ Demut — Religion: vor allem religiös geprägte Geisteshaltung, bei der sich der Mensch in Erkenntnis der eigenen Unvollkommenheit dem göttlichen Willen unterwirft |
• nederigheid | → modesty; simplicity; humility | ↔ modestie — retenue dans la manière de penser et de parler de soi. |
nederig:
-
nederig (ootmoedig; bescheiden; onderdanig)
humble; unobtrusive; modest; meek-
humble bijvoeglijk naamwoord
-
unobtrusive bijvoeglijk naamwoord
-
modest bijvoeglijk naamwoord
-
meek bijvoeglijk naamwoord
-
-
nederig (van eenvoudige komaf; bescheiden; eenvoudig; niet voornaam)
modest; humble; simple; of simple origin-
modest bijvoeglijk naamwoord
-
humble bijvoeglijk naamwoord
-
simple bijvoeglijk naamwoord
-
of simple origin bijvoeglijk naamwoord
-
-
nederig (niet hoogmoedig; bescheiden)