Nederlands
Uitgebreide vertaling voor moeren (Nederlands) in het Engels
moeren:
-
moeren (kapotmaken; mollen)
Conjugations for moeren:
o.t.t.
- moer
- moert
- moert
- moeren
- moeren
- moeren
o.v.t.
- moerde
- moerde
- moerde
- moerden
- moerden
- moerden
v.t.t.
- heb gemoerd
- hebt gemoerd
- heeft gemoerd
- hebben gemoerd
- hebben gemoerd
- hebben gemoerd
v.v.t.
- had gemoerd
- had gemoerd
- had gemoerd
- hadden gemoerd
- hadden gemoerd
- hadden gemoerd
o.t.t.t.
- zal moeren
- zult moeren
- zal moeren
- zullen moeren
- zullen moeren
- zullen moeren
o.v.t.t.
- zou moeren
- zou moeren
- zou moeren
- zouden moeren
- zouden moeren
- zouden moeren
en verder
- ben gemoerd
- bent gemoerd
- is gemoerd
- zijn gemoerd
- zijn gemoerd
- zijn gemoerd
diversen
- moer!
- moert!
- gemoerd
- moerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor moeren:
Verwante woorden van "moeren":
moer:
Vertaal Matrix voor moer:
Verwante woorden van "moer":
Verwante definities voor "moer":
Wiktionary: moer
moer
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• moer | → nut | ↔ Mutter — kurz für: Schraubenmutter, welche das Gegenstück zu der Schraube bildet |
• moer | → female; dame | ↔ femelle — être vivant organisé pour concevoir et enfanter ou pondre les œufs. Ne se dit proprement qu’en parlant du sexe. |
• moer | → dregs; muck; sludge; lees | ↔ lie — dépôt formé par précipitation dans une boisson, spécialement un liquide fermenté. |
• moer | → marsh; marshland; swamp; bog; wetland; fen; morass; quag; quagmire | ↔ marécage — étendue de terre saturée d'eau pendant la plus grande partie de l'année, et dont la surface du sol n'est généralement recouverte que d'une faible profondeur d'eau. |
• moer | → nut | ↔ écrou — Pièce d’assemblage mécanique |