Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. meren:
  2. meer:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor meren (Nederlands) in het Engels

meren:

meren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de meren
    the lakes
    • lakes [the ~] zelfstandig naamwoord

meren werkwoord (meer, meert, meerde, meerden, gemeerd)

  1. meren (vastmeren; aanleggen; aanmeren; )
    to anchor
    – fix firmly and stably 1
    • anchor werkwoord (anchors, anchored, anchoring)
      • anchor the lamppost in concrete1
    to moor; to tie up; to fasten
    • moor werkwoord (moors, moored, mooring)
    • tie up werkwoord (ties up, tied up, tying up)
    • fasten werkwoord (fastens, fastened, fastening)

Conjugations for meren:

o.t.t.
  1. meer
  2. meert
  3. meert
  4. meren
  5. meren
  6. meren
o.v.t.
  1. meerde
  2. meerde
  3. meerde
  4. meerden
  5. meerden
  6. meerden
v.t.t.
  1. heb gemeerd
  2. hebt gemeerd
  3. heeft gemeerd
  4. hebben gemeerd
  5. hebben gemeerd
  6. hebben gemeerd
v.v.t.
  1. had gemeerd
  2. had gemeerd
  3. had gemeerd
  4. hadden gemeerd
  5. hadden gemeerd
  6. hadden gemeerd
o.t.t.t.
  1. zal meren
  2. zult meren
  3. zal meren
  4. zullen meren
  5. zullen meren
  6. zullen meren
o.v.t.t.
  1. zou meren
  2. zou meren
  3. zou meren
  4. zouden meren
  5. zouden meren
  6. zouden meren
en verder
  1. ben gemeerd
  2. bent gemeerd
  3. is gemeerd
  4. zijn gemeerd
  5. zijn gemeerd
  6. zijn gemeerd
diversen
  1. meer!
  2. meert!
  3. gemeerd
  4. merend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor meren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anchor anker; bladwijzer; muuranker; objectanker; steun; steunpilaar; toeverlaat
lakes meren
moor hei; heide; heidecultuur; heidegrond; heideveld; heidevlakte
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anchor aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren ankeren; verankeren
fasten aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren aan een touw vastleggen; aan elkaar bevestigen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aandrukken; aanhaken; aanhechten; aankoppelen; bevestigen; binden; ergens aan bevestigen; hechten; in de val laten lopen; knevelen; knopen; opsluiten; strikken; vastbinden; vastdrukken; vasthaken; vastknopen; vastkoppelen; vastleggen; vastmaken; vastnaaien; vastzetten; verbinden; verzekeren
moor aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren aan een touw vastleggen; vastleggen; verankeren
tie up aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren aan een touw vastleggen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; afbinden; afsnoeren; bevestigen; binden; dichtbinden; in de val laten lopen; knevelen; knopen; op spaarrekening vastzetten; opbinden; strikken; toebinden; vastbinden; vastknopen; vastleggen; vastmaken; vastzetten; verbinden; verzekeren

Verwante woorden van "meren":


Wiktionary: meren

meren
verb
  1. scheepvaart|nld (overgankelijk) aan de wal vastleggen
meren
verb
  1. to fix or secure, as a vessel, in a particular place by casting anchor, or by fastening with cables or chains

Cross Translation:
FromToVia
meren tie on; moor; fasten; tie; attach; tether; link lierserrer avec une corde ou avec toute autre chose flexible.

meren vorm van meer:

meer bijvoeglijk naamwoord

  1. meer
    more
    • more bijvoeglijk naamwoord
  2. meer (extra; aanvullend)
    – nog iets erbij, een grotere hoeveelheid dan gewoonlijk 2
    extra; additional
    – further or added 1
    • extra bijvoeglijk naamwoord
      • need extra help1
      • an extra pair of shoes1
    • additional bijvoeglijk naamwoord
      • called for additional troops1

meer [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het meer (zoetwatermeer)
    – grote waterplas, omgeven door land 2
    the lake; the pond
    • lake [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pond [the ~] zelfstandig naamwoord

meer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de meer
    the lake
    • lake [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor meer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
extra aanhangsel; aanvulling; addendum; appendix; bijvoegsel; figurant; figurante; supplement; toegift; toevoeging; toevoegsel; voordeel
lake meer; zoetwatermeer plas; poel; vijver
pond meer; zoetwatermeer plas; poel; vijver
- extra
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
additional aanvullend; extra; meer
extra aanvullend; extra; meer
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- verder
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
extra extra; toegevoegd
more meer frequenter; vaker

Verwante woorden van "meer":

  • meren, meers, meertje, meertjes

Synoniemen voor "meer":


Antoniemen van "meer":


Verwante definities voor "meer":

  1. nog iets erbij, een grotere hoeveelheid dan gewoonlijk2
    • ik kreeg meer geld dan vorige week2
  2. grote waterplas, omgeven door land2
    • we gaan naar het meer van Genève2
  3. vaker2
    • dat moet je meer doen!2
  4. naast dat wat al genoemd is2
    • wie waren er nog meer?2

Wiktionary: meer

meer
noun
  1. body of water
adverb
  1. in negative or interrogative constructions
  2. -

Cross Translation:
FromToVia
meer lake See — Namensbestandteil vieler Seen[1]
meer lake See — ein stehendes Gewässer, das von Land umgeben ist
meer more davantage — Plus. (Sens général).
meer lake; loch; mere lac — Étendue d’eau (1):
meer pond; pool mare — petit lac, étendue d’eau
meer more plus — Comparatif de beaucoup
meer extra; supplementary; another; one more; further; additional; bonus supplémentaire — Qui sert de supplément, qui s’ajouter.