Nederlands

Uitgebreide vertaling voor matigheid (Nederlands) in het Engels

matigheid:

matigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de matigheid (gematigdheid; stemmigheid; ingetogenheid)
    the moderation; the modesty; the measure

Vertaal Matrix voor matigheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
measure gematigdheid; ingetogenheid; matigheid; stemmigheid afmeting; beslissing; dimensie; formaat; grootte; maat; maatbeker; maateenheid; maatregel; maatstaf; mate; norm; omvang; raadsbesluit; schikking; standaard; voorziening
moderation gematigdheid; ingetogenheid; matigheid; stemmigheid billijkheid; goedkoopheid; goedkoopte; matiging; mindering; moderatie; redelijkheid; schappelijkheid; tempering
modesty gematigdheid; ingetogenheid; matigheid; stemmigheid bescheidenheid; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; dienst; eerbaarheid; gedienstige handeling; gedienstigheid; ingetogenheid; pretentieloosheid; voorkomendheid; zedigheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
measure diepte bepalen; meten; opmeten; peilen

Verwante woorden van "matigheid":


matig:

matig bijvoeglijk naamwoord

  1. matig (middelmatig)
    mediocre; average; middling; so-so
  2. matig (niet al te best; zwak; middelmatig; )
    mediocre; feeble; poor; not very good; not bad
  3. matig (sober; eenvoudig)
    sober; scanty; frugal; austere

Vertaal Matrix voor matig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
average doorsnee; gemiddelde; middelmaat; middelmatigheid
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
austere eenvoudig; matig; sober dunnetjes; magertjes; schraal; schraaltjes; sobertjes
average matig; middelmatig alledaagse; doorsnee; gematigd; gemiddeld; getemperd; in doorsnee; medium; meest voorkomend; middelmatig; middelmatige; modaal
feeble matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes bleekjes; pips; slap; slapjes; smakeloos; stijlloos; wee; ziekelijk; zwak
frugal eenvoudig; matig; sober economisch; frugaal; onvolwaardig; spaarzaam; zuinig; zuinigjes
mediocre matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes alledaagse; middelmatige
middling klein; ondermaats; van geringe afmeting
poor matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes arm; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; bar; behoeftig; berooid; deerniswekkend; dor; ellendig; erbarmelijk; erg; flodderig; gebrekkig; haveloos; inferieur; karig; klungelig; kommerlijk; krukkig; mager; minderwaardig; minvermogend; misdeeld; noodlijdend; onbeholpen; onbemiddeld; ondermaats; ondeugdelijk; ongegoed; onhandig; onvermogend; pover; rampzalig; schamel; schraal; schutterig; sjofel; sjofeltjes; slap; slapjes; slecht; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; tweederangs; verlopen; zwak
scanty eenvoudig; matig; sober karig; krap; niet overvloedig
sober eenvoudig; matig; sober dunnetjes; ingetogen; magertjes; niet beschonken; nuchter; schraal; schraaltjes; sobertjes; stemmig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
middling matig; middelmatig
not bad matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes niet mis; niet slecht
not very good matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
so-so matig; middelmatig

Verwante woorden van "matig":

  • matigheid, matiger, matigere, matigst, matigste, matige

Verwante definities voor "matig":

  1. niet erg veel, goed, groot, etc.1
    • hij is een matige drinker1

Wiktionary: matig

matig
adjective
  1. in geringere mate dan mogelijk of gewenst
matig
adjective
  1. mediocre
  2. not excessive

Cross Translation:
FromToVia
matig receptive; moderate; reasonable; approachable; communicative; get-at-able; accessible abordable — rare|fr Qu’on peut aborder.