Nederlands
Uitgebreide vertaling voor lonen (Nederlands) in het Engels
lonen:
-
lonen
Conjugations for lonen:
o.t.t.
- loon
- loont
- loont
- lonen
- lonen
- lonen
o.v.t.
- loonde
- loonde
- loonde
- loonden
- loonden
- loonden
v.t.t.
- heb geloond
- hebt geloond
- heeft geloond
- hebben geloond
- hebben geloond
- hebben geloond
v.v.t.
- had geloond
- had geloond
- had geloond
- hadden geloond
- hadden geloond
- hadden geloond
o.t.t.t.
- zal lonen
- zult lonen
- zal lonen
- zullen lonen
- zullen lonen
- zullen lonen
o.v.t.t.
- zou lonen
- zou lonen
- zou lonen
- zouden lonen
- zouden lonen
- zouden lonen
diversen
- loon!
- loont!
- geloond
- lonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor lonen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pay | arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; loonzakje; salaris; salariëring; soldij; traktement; verdienste; wedde | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pay | lonen | afrekenen; bekostigen; belonen; besteden; betalen; bezoldigen; bijleggen; dokken; honoreren; meebetalen; salariëren; spenderen; uitbetalen; uitgeven; vereffenen; verrekenen; voldoen |
Verwante woorden van "lonen":
Wiktionary: lonen
lonen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lonen | → reward; recompense | ↔ récompenser — donner une récompense, faire du bien à quelqu’un en reconnaissance de quelque service, ou en faveur de quelque bonne action. |
• lonen | → worth; be worth | ↔ valoir — Être d’un certain prix, avoir un certain mérite (sens général) |
loon:
-
het loon (salaris; honorarium; bezoldiging; verdienste; gage; arbeidsloon; traktement; soldij; wedde)
-
het loon (salaris; bezoldiging; gage; inkomen)
-
het loon (salaris; inkomen uit onderneming; inkomen)
-
het loon (beloning; vergoeding)
-
het loon (arbeidsinkomen; salaris; inkomen)
-
het loon