Nederlands
Uitgebreide vertaling voor leunen (Nederlands) in het Engels
leunen:
-
leunen
Conjugations for leunen:
o.t.t.
- leun
- leunt
- leunt
- leunen
- leunen
- leunen
o.v.t.
- leunde
- leunde
- leunde
- leunden
- leunden
- leunden
v.t.t.
- heb geleund
- hebt geleund
- heeft geleund
- hebben geleund
- hebben geleund
- hebben geleund
v.v.t.
- had geleund
- had geleund
- had geleund
- hadden geleund
- hadden geleund
- hadden geleund
o.t.t.t.
- zal leunen
- zult leunen
- zal leunen
- zullen leunen
- zullen leunen
- zullen leunen
o.v.t.t.
- zou leunen
- zou leunen
- zou leunen
- zouden leunen
- zouden leunen
- zouden leunen
diversen
- leun!
- leunt!
- geleund
- leunend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor leunen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
leaning | leunen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lean | leunen | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lean | berooid; karig; mager; pover; schraal | |
leaning | dwars; hellend; scheef; schuin; schuin aflopend; steil |