Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. les:
  2. lessen:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor les:
    • tutorial


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor les (Nederlands) in het Engels

les:

les [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de les (lesuur)
    the lesson; the course; the class; the lesson hour
    • lesson [the ~] zelfstandig naamwoord
    • course [the ~] zelfstandig naamwoord
    • class [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lesson hour [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de les (onderricht; onderwijs; instructie; lering; onderrichting)
    the lesson; the tuition; the instruction
  3. de les (onderricht; cursus; onderwijs; onderrichting)
    the course; the education; the lesson; the tuition; the curriculum; the instruction; the teaching

Vertaal Matrix voor les:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
class les; lesuur aard; categorie; classificatie; college; collegium; genre; jaar; klas; klasse; maatschappelijke klasse; objectklasse; onderverdeling; orde; rang; schooljaar; schoolklas; slag; sociale groep; soort; stand; type
course cursus; les; lesuur; onderricht; onderrichting; onderwijs baan; beloop; cursus; cursusprogramma; diner; eten; gerecht; handelwijze; koers; kursus; leergang; leerprogramma; lesprogramma; maal; maaltijd; manier; methode; onderwijsprogramma; parcours; procedure; richting; route; schotel; studie; trant; wijs; wijze
curriculum cursus; les; onderricht; onderrichting; onderwijs curriculum; cursusprogramma; leerprogramma; lesprogramma; onderwijsprogramma
education cursus; les; onderricht; onderrichting; onderwijs bekwaming; educatie; geestelijke vorming; kundig maken; onderwijs; onderwijswezen; ontplooiing; ontwikkeling; opleiding; opvoeding; scholing; schoolopleiding; vooruitgang; vorming
instruction cursus; instructie; lering; les; onderricht; onderrichting; onderwijs aanwijzing; bevelschrift; briefing; consigne; dwangbevel; handleiding; instructie; lastbrief; lastgeving; mandaat; opdracht; order; taak; uitleg; voorschrift
lesson cursus; instructie; lering; les; lesuur; onderricht; onderrichting; onderwijs schoolvak
lesson hour les; lesuur
teaching cursus; les; onderricht; onderrichting; onderwijs dresseren; dressuur; onderwijs; training
tuition cursus; instructie; lering; les; onderricht; onderrichting; onderwijs schoolgeld
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
class classificeren; rangschikken; rubriceren
course voortvloeien uit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
course verloop
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
class frontaal; klassikaal
teaching onderwijzend

Verwante woorden van "les":


Verwante definities voor "les":

  1. keer dat iemand je iets leert1
    • in deze les gaan we leren rekenen1
  2. wat je leert of moet leren1
    • ken jij die les over de lidwoorden al?1

Wiktionary: les

les
noun
  1. onderricht gedurende een korte tijd
les
noun
  1. section of learning or teaching

Cross Translation:
FromToVia
les lesson leçon — éduc|fr enseignement que l’on donne, ordinairement dans une classe et du haut d’une chaire, à ceux qui vouloir apprendre quelque science, quelque langue.

lessen:

lessen werkwoord (les, lest, leste, lesten, gelest)

  1. lessen (stillen)
    to quench; to alleviate
    • quench werkwoord (quenches, quenched, quenching)
    • alleviate werkwoord (alleviates, alleviated, alleviating)
  2. lessen (tegoed doen; laven; lenigen)
    to quench; to consume; to relieve; to gorge; tuck into; feast upon; to have dinner; to have a meal; to take something; to have something to eat; to eat
    • quench werkwoord (quenches, quenched, quenching)
    • consume werkwoord (consumes, consumed, consuming)
    • relieve werkwoord (relieves, relieved, relieving)
    • gorge werkwoord (gorges, gorged, gorging)
    • tuck into werkwoord
    • feast upon werkwoord
    • have dinner werkwoord (has dinner, had dinner, having dinner)
    • have a meal werkwoord (has a meal, had a meal, having a meal)
    • take something werkwoord (takes something, took something, taking something)
    • have something to eat werkwoord (has something to eat, had something to eat, having something to eat)
    • eat werkwoord (eats, ate, eating)

Conjugations for lessen:

o.t.t.
  1. les
  2. lest
  3. lest
  4. lessen
  5. lessen
  6. lessen
o.v.t.
  1. leste
  2. leste
  3. leste
  4. lesten
  5. lesten
  6. lesten
v.t.t.
  1. heb gelest
  2. hebt gelest
  3. heeft gelest
  4. hebben gelest
  5. hebben gelest
  6. hebben gelest
v.v.t.
  1. had gelest
  2. had gelest
  3. had gelest
  4. hadden gelest
  5. hadden gelest
  6. hadden gelest
o.t.t.t.
  1. zal lessen
  2. zult lessen
  3. zal lessen
  4. zullen lessen
  5. zullen lessen
  6. zullen lessen
o.v.t.t.
  1. zou lessen
  2. zou lessen
  3. zou lessen
  4. zouden lessen
  5. zouden lessen
  6. zouden lessen
en verder
  1. is gelest
diversen
  1. les!
  2. lest!
  3. gelest
  4. lessend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor lessen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consume verbruiken
gorge ravijn; slokdarm
relieve geruststelling; ontlasting; opluchting; van een last ontdoen; verademing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alleviate lessen; stillen
consume laven; lenigen; lessen; tegoed doen bikken; bunkeren; consumeren; doorjagen; drugs consumeren; eten; gebruiken; naar binnen werken; nuttigen; opeten; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; oppeuzelen; opvreten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verorberen; verslinden; verteren; vreten; zitten proppen
eat laven; lenigen; lessen; tegoed doen consumeren; eten; gebruiken; leegeten; nuttigen; opeten; oppeuzelen; opvreten; schaften; souperen; tot zich nemen; verorberen; vreten
feast upon laven; lenigen; lessen; tegoed doen
gorge laven; lenigen; lessen; tegoed doen
have a meal laven; lenigen; lessen; tegoed doen consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen
have dinner laven; lenigen; lessen; tegoed doen consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen
have something to eat laven; lenigen; lessen; tegoed doen consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen
quench laven; lenigen; lessen; stillen; tegoed doen
relieve laven; lenigen; lessen; tegoed doen lenigen; opluchten; verlichten; verzachten
take something laven; lenigen; lessen; tegoed doen
tuck into laven; lenigen; lessen; tegoed doen

Verwante woorden van "lessen":


Wiktionary: lessen

lessen
verb
  1. satisfy thirst

Verwante vertalingen van les