Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. lepel:
  2. lepelen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lepel (Nederlands) in het Engels

lepel:

lepel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de lepel (eetlepel)
    the spoon
    • spoon [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de lepel (opscheplepel)
    the ladle; the tablespoon; the server
    • ladle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tablespoon [the ~] zelfstandig naamwoord
    • server [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lepel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ladle lepel; opscheplepel aker; pollepel; schepemmer; schepper
server lepel; opscheplepel dientafel; netwerkserver; serveertafel; server
spoon eetlepel; lepel lepeltje; scheplepel; theelepel; theelepeltje
tablespoon lepel; opscheplepel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ladle lepelen; scheppen
spoon lepelen; scheppen

Verwante woorden van "lepel":


Verwante definities voor "lepel":

  1. eetgerei waarmee je soep eet1
    • vorken, lepels en messen vormen het bestek1

Wiktionary: lepel

lepel
noun
  1. scooped utensil for eating (or serving)
  2. amount a spoon will hold

Cross Translation:
FromToVia
lepel spoon LöffelBesteck zum Schöpfen und Rühren von Flüssigkeiten, insbesondere von Breien, Getränken, Mus, Suppen und Soßen

lepel vorm van lepelen:

lepelen werkwoord (lepel, lepelt, lepelde, lepelden, gelepeld)

  1. lepelen (scheppen)
    to ladle; to spoon
    • ladle werkwoord (ladles, ladled, ladling)
    • spoon werkwoord (spoons, spooned, spooning)

Conjugations for lepelen:

o.t.t.
  1. lepel
  2. lepelt
  3. lepelt
  4. lepelen
  5. lepelen
  6. lepelen
o.v.t.
  1. lepelde
  2. lepelde
  3. lepelde
  4. lepelden
  5. lepelden
  6. lepelden
v.t.t.
  1. heb gelepeld
  2. hebt gelepeld
  3. heeft gelepeld
  4. hebben gelepeld
  5. hebben gelepeld
  6. hebben gelepeld
v.v.t.
  1. had gelepeld
  2. had gelepeld
  3. had gelepeld
  4. hadden gelepeld
  5. hadden gelepeld
  6. hadden gelepeld
o.t.t.t.
  1. zal lepelen
  2. zult lepelen
  3. zal lepelen
  4. zullen lepelen
  5. zullen lepelen
  6. zullen lepelen
o.v.t.t.
  1. zou lepelen
  2. zou lepelen
  3. zou lepelen
  4. zouden lepelen
  5. zouden lepelen
  6. zouden lepelen
diversen
  1. lepel!
  2. lepelt!
  3. gelepeld
  4. lepelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor lepelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ladle aker; lepel; opscheplepel; pollepel; schepemmer; schepper
spoon eetlepel; lepel; lepeltje; scheplepel; theelepel; theelepeltje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ladle lepelen; scheppen
spoon lepelen; scheppen

Verwante woorden van "lepelen":


Verwante vertalingen van lepel