Nederlands

Uitgebreide vertaling voor laakten (Nederlands) in het Engels

laakten vorm van laken:

laken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het laken (beddenlaken; linnen; lakens)
    the sheet; the linen; the cloth
    • sheet [the ~] zelfstandig naamwoord
    • linen [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cloth [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het laken (wollen weefsel)
    the cloth; the woollen fabric
  3. het laken (tafellaken; tafelkleedje; tafelkleed)
    the table-cloth; the table-cover; the linen; the cloth

laken werkwoord (laak, laakt, laakte, laakten, gelaakt)

  1. laken (aanrekenen; beschuldigen; verwijten; )
    to accuse; to blame; to reproach; to reprimand; hold against; to rebuke; to discredit
    • accuse werkwoord (accuses, accused, accusing)
    • blame werkwoord (blames, blamed, blaming)
    • reproach werkwoord (reproaches, reproached, reproaching)
    • reprimand werkwoord (reprimands, reprimanded, reprimanding)
    • hold against werkwoord
    • rebuke werkwoord (rebukes, rebuked, rebuking)
    • discredit werkwoord (discredits, discredited, discrediting)
  2. laken (iemand iets verwijten; beschuldigen; blameren; )
    to blame; to reprimand; to discredit; to reproach; to harbour a grudge; to rebuke; to rancour; to bear a grudge; blame someone of; to bear malice; rancor
    • blame werkwoord (blames, blamed, blaming)
    • reprimand werkwoord (reprimands, reprimanded, reprimanding)
    • discredit werkwoord (discredits, discredited, discrediting)
    • reproach werkwoord (reproaches, reproached, reproaching)
    • harbour a grudge werkwoord (harbours a grudge, harboured a grudge, harbouring a grudge)
    • rebuke werkwoord (rebukes, rebuked, rebuking)
    • rancour werkwoord, Brits (rancours, rancoured, rancouring)
    • bear a grudge werkwoord (bears a grudge, bearing a grudge)
    • blame someone of werkwoord
    • bear malice werkwoord (bears malice, bearing malice)
    • rancor werkwoord, Amerikaans

Conjugations for laken:

o.t.t.
  1. laak
  2. laakt
  3. laakt
  4. laken
  5. laken
  6. laken
o.v.t.
  1. laakte
  2. laakte
  3. laakte
  4. laakten
  5. laakten
  6. laakten
v.t.t.
  1. heb gelaakt
  2. hebt gelaakt
  3. heeft gelaakt
  4. hebben gelaakt
  5. hebben gelaakt
  6. hebben gelaakt
v.v.t.
  1. had gelaakt
  2. had gelaakt
  3. had gelaakt
  4. hadden gelaakt
  5. hadden gelaakt
  6. hadden gelaakt
o.t.t.t.
  1. zal laken
  2. zult laken
  3. zal laken
  4. zullen laken
  5. zullen laken
  6. zullen laken
o.v.t.t.
  1. zou laken
  2. zou laken
  3. zou laken
  4. zouden laken
  5. zouden laken
  6. zouden laken
diversen
  1. laak!
  2. laakt!
  3. gelaakt
  4. lakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor laken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blame berisping; blaam; gisping; kwalijk nemen; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
cloth beddenlaken; laken; lakens; linnen; tafelkleed; tafelkleedje; tafellaken; wollen weefsel bekleding; clerus; doek; geestelijkheid; geweven stof; goed; kledingmateriaal; kleed; lap; linnen; linnengoed; poetslap; schilderijdoek; stof; stoffeerderij; stoffering; stuk stof; textiel; vaatdoek; weefsel
discredit diskrediet; opspraak
linen beddenlaken; laken; lakens; linnen; tafelkleed; tafelkleedje; tafellaken beddelinnen; beddengoed; lakens; linnen; linnengoed
rancor haatdragendheid; onverzoenlijkheid; rancune; vete; vijandschap
rancour haatdragendheid; onverzoenlijkheid; rancune; vete; vijandschap
reprimand berisping; gisping; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
reproach berisping; blaam; gisping; kwalijk nemen; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
sheet beddenlaken; laken; lakens; linnen blad; plaatijzer; vel; werkblad
table-cloth laken; tafelkleed; tafelkleedje; tafellaken
table-cover laken; tafelkleed; tafelkleedje; tafellaken
woollen fabric laken; wollen weefsel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accuse aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanklagen; beschuldigen; betichten; incrimineren; ten laste leggen; tenlaste leggen; verdacht maken; verdenken
bear a grudge aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien wrok koesteren; wrokken
bear malice aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien wrok koesteren; wrokken
blame aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen; wijten
blame someone of aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
discredit aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
harbour a grudge aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien wrok koesteren; wrokken
hold against aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
rancor aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
rancour aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
rebuke aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; bestraffen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; manen; sancties treffen; straffen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen
reprimand aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; bestraffen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; manen; sancties treffen; straffen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen
reproach aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanrekenen; aanwrijven; iemand iets verwijten; kwalijk nemen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cloth lakens; linnen; van laken
linen linnen
sheet banaal; laag; vuig

Verwante woorden van "laken":


Verwante definities voor "laken":

  1. rechthoekige lap voor op bed1
    • moeder trekt het laken glad als ze me toedekt1

Wiktionary: laken

laken
noun
  1. wollen stof die eerst is geweven en daarna vervilt
laken
noun
  1. a sheet, a piece of cloth cut and finished as bedlinen
  2. sheet, a piece of cloth cut and finished as bedlinen
  3. woollen cloth used for covering card tables etc.

Cross Translation:
FromToVia
laken sheet drapétoffe fine isolant le dormeur du matelas et des couvertures. Ellipse de drap de linge, devenu désuet.