Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. kwak:
  2. kwakken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kwak (Nederlands) in het Engels

kwak:

kwak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kwak (klodder; kledder; lik)
    the blob; the clot; the slush; the dab
    • blob [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • slush [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dab [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de kwak (smak; dreun; klap; knal)
    the crash; the boom; the smack; the bump; the blast; the bang; the thud; the thump
    • crash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • boom [the ~] zelfstandig naamwoord
    • smack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blast [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thud [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thump [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kwak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang dreun; klap; knal; kwak; smak bam; explosie; haardracht; harde slag; klap; knal; ontlading; ontploffing; plof; plotselinge uitbarsting; pony
blast dreun; klap; knal; kwak; smak ontlading; plotselinge uitbarsting
blob kledder; klodder; kwak; lik BLOB; blob
boom dreun; klap; knal; kwak; smak bam; bloei; explosie; hausse; hoogconjunctuur; knal; ontlading; ontploffing; plof; plotselinge uitbarsting; rijzing; toename; vooruitgang; vordering
bump dreun; klap; knal; kwak; smak bobbel; bons; duw; duwtje; hobbel; hobbeling; kwetsuur; letsel; oneffenheid; ongelijkheid; pof; por; stoot; stootje; zet
clot kledder; klodder; kwak; lik klont; klonter
crash dreun; klap; knal; kwak; smak aanrijding; aanvaring; afname; barst; beurskrach; botsing; breuk; collisie; crash; daling; debacle; ineenstorting; ineenzakking; instorting; krach; krak; minder worden; scheur; terugloop; val; vastloper
dab kledder; klodder; kwak; lik schar
slush kledder; klodder; kwak; lik bagger; modder; prut; slib; slijk; slik; sneeuwwater
smack dreun; klap; knal; kwak; smak dreun; handslag; jens; klap; klapzoen; klop; knal; lel; mep; opstopper; pakkerd; peut; stoot; tik; toegebrachte klap
thud dreun; klap; knal; kwak; smak bons; pof
thump dreun; klap; knal; kwak; smak bons; pof
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen met een hamer; knallen; meppen; rammen; slaan; timmeren
blast bekritiseren
boom blaffen; bloeien; brullen; bulderen; daveren; knallen; schreeuwen; tot hoogconjunctuur komen
clot klonteren; opstijven
crash aanrijden; botsen; crashen; ineenstorten; instorten; ontbinden; op elkaar knallen; op elkaar stoten; rotten; stoten op; vastlopen; vergaan; verongelukken; verrotten; verteren; wegrotten
dab afbetten; betten; bevochtigen; deppen
smack een klap geven; hard slaan; hengsten; meppen; slaan; smakken; smakkend eten; timmeren
thump bonken; hameren; hengsten; rammen; slaan; stompen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang boem
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
blast laten exploderen; opblazen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blast bliksems; verdraaid; verduiveld

Verwante woorden van "kwak":


Wiktionary: kwak

kwak
noun
  1. a lump of soft or sticky material
  2. sound made by a duck

Cross Translation:
FromToVia
kwak black-crowned night heron NachtreiherZoologie, Ornithologie: Vogel aus der Familie der Reiher
kwak night heron; black-crowned night heron héron bihoreau — ornithol|fr Espèce d'oiseau échassier de la famille des ardéidés, à dos noir et calotte noire, présent dans la plupart des régions du monde et à l'activité plutôt nocturne.

kwakken:

kwakken werkwoord (kwak, kwakt, kwakte, kwakten, gekwakt)

  1. kwakken (neerkwakken; smakken)
    to flop; chuck down; to fling down
    • flop werkwoord (flops, flopped, flopping)
    • chuck down werkwoord
    • fling down werkwoord (flings down, flung down, flinging down)

Conjugations for kwakken:

o.t.t.
  1. kwak
  2. kwakt
  3. kwakt
  4. kwakken
  5. kwakken
  6. kwakken
o.v.t.
  1. kwakte
  2. kwakte
  3. kwakte
  4. kwakten
  5. kwakten
  6. kwakten
v.t.t.
  1. heb gekwakt
  2. hebt gekwakt
  3. heeft gekwakt
  4. hebben gekwakt
  5. hebben gekwakt
  6. hebben gekwakt
v.v.t.
  1. had gekwakt
  2. had gekwakt
  3. had gekwakt
  4. hadden gekwakt
  5. hadden gekwakt
  6. hadden gekwakt
o.t.t.t.
  1. zal kwakken
  2. zult kwakken
  3. zal kwakken
  4. zullen kwakken
  5. zullen kwakken
  6. zullen kwakken
o.v.t.t.
  1. zou kwakken
  2. zou kwakken
  3. zou kwakken
  4. zouden kwakken
  5. zouden kwakken
  6. zouden kwakken
en verder
  1. is gekwakt
diversen
  1. kwak!
  2. kwakt!
  3. gekwakt
  4. kwakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kwakken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de kwakken (kledders)
    the spatters; the blobs
    • spatters [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blobs [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kwakken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blobs kledders; kwakken
flop afgang; blamage; echec; fiasco; flop; mislukking; misser; teschandemaking
spatters kledders; kwakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chuck down kwakken; neerkwakken; smakken
fling down kwakken; neerkwakken; smakken
flop kwakken; neerkwakken; smakken afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen

Verwante woorden van "kwakken":