Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kroon (Nederlands) in het Engels
kroon:
-
de kroon (koningskroon)
-
de kroon (koningskroon)
-
de kroon (tiara 6)
Vertaal Matrix voor kroon:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
coronet | koningskroon; kroon | hoofdsieraad; hoofdtooi; kralenkrans; krans; kransje |
crown | koningskroon; kroon; tiara 6 | hoofdsieraad; hoofdtooi; hoogste punt; koningskroon; kruin; tiara; top |
diadem | koningskroon; kroon | hoofdsieraad; hoofdtooi; koningskroon; tiara |
ornament for the head | koningskroon; kroon | hoofdsieraad; hoofdtooi; koningskroon; tiara |
royalty | kroon; tiara 6 | koningschap; royalty; vorstelijkheid |
tiara | koningskroon; kroon | hoofdsieraad; hoofdtooi; koningskroon; tiara |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
crown | bekronen; kronen |
Verwante woorden van "kroon":
Wiktionary: kroon
kroon
Cross Translation:
noun
-
anatomy: part of tooth
-
dentistry: prosthetic covering for a tooth
-
any currency issued by the crown
-
splendor, finish, culmination
-
imperial or regal power
-
representation of such a headdress
-
royal, imperial or princely headdress
-
whorl of a flower
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kroon | → crown | ↔ Krone — ein auf dem Kopf getragener, zumeist goldener und mit Edelsteinen verzieren Ring, welcher von Herrschern als Zeichen der Macht und der Würde getragen wird |
• kroon | → treetop | ↔ Wipfel — Botanik: Baumspitze, oberste Teil des Baumes |
• kroon | → corolla | ↔ corolle — Ensemble des pétales (1): |
• kroon | → crown; corona | ↔ couronne — Traductions à trier suivant le sens |
• kroon | → crown | ↔ couronne prothétique — médecine|fr Une prothèse dentaire remplaçant la couronne de la dent, permettant de protéger une dent qui est vivante ou non (dévitalisée). |
• kroon | → summit; surface; top | ↔ faîte — Le comble, la partie la plus élever d’un bâtiment, d’un édifice. |
• kroon | → top; height; summit; surface | ↔ haut — élévation, hauteur. |
kroon vorm van kronen:
-
kronen
Conjugations for kronen:
o.t.t.
- kroon
- kroont
- kroont
- kronen
- kronen
- kronen
o.v.t.
- kroonde
- kroonde
- kroonde
- kroonden
- kroonden
- kroonden
v.t.t.
- ben gekroond
- bent gekroond
- is gekroond
- zijn gekroond
- zijn gekroond
- zijn gekroond
v.v.t.
- was gekroond
- was gekroond
- was gekroond
- waren gekroond
- waren gekroond
- waren gekroond
o.t.t.t.
- zal kronen
- zult kronen
- zal kronen
- zullen kronen
- zullen kronen
- zullen kronen
o.v.t.t.
- zou kronen
- zou kronen
- zou kronen
- zouden kronen
- zouden kronen
- zouden kronen
en verder
- heb gekroond
- hebt gekroond
- heeft gekroond
- hebben gekroond
- hebben gekroond
- hebben gekroond
diversen
- kroon!
- kroont!
- gekroond
- kronend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor kronen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
crown | hoofdsieraad; hoofdtooi; hoogste punt; koningskroon; kroon; kruin; tiara; tiara 6; top | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
coronate | kronen | |
crown | kronen | bekronen |
Verwante woorden van "kronen":
Wiktionary: kronen
Computer vertaling door derden: