Nederlands

Uitgebreide vertaling voor krimpend (Nederlands) in het Engels

krimpend:

krimpend bijvoeglijk naamwoord

  1. krimpend (slinkend)
    shrinking; dwindling; writhing; shrinking back

Vertaal Matrix voor krimpend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dwindling bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; inkrimping; kostenbesparing; verkorting
shrinking korten; krimpen; minderen
shrinking back korten; krimpen; minderen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dwindling krimpend; slinkend
writhing krimpend; slinkend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
shrinking krimpend; slinkend
shrinking back krimpend; slinkend

krimpend vorm van krimpen:

krimpen werkwoord (krimp, krimpt, kromp, krompen, gekrompen)

  1. krimpen (slinken; inkrimpen)
    to shrink; to diminish; to decrease; to reduce; to shrivel up; to shrink back; to dwindle; to lessen; to shrivel; to go down; shrink away; to drop
    • shrink werkwoord (shrinks, shrank, shrinking)
    • diminish werkwoord (diminishs, diminished, diminishing)
    • decrease werkwoord (decreases, decreased, decreasing)
    • reduce werkwoord (reduces, reduced, reducing)
    • shrivel up werkwoord (shrivels up, shrivelled up, shrivelling up)
    • shrink back werkwoord (shrinks back, shrank back, shrinking back)
    • dwindle werkwoord (dwindles, dwindled, dwindling)
    • lessen werkwoord (lessens, lessened, lessening)
    • shrivel werkwoord (shrivels, shrivelled, shrivelling)
    • go down werkwoord (goes down, went down, going down)
    • shrink away werkwoord
    • drop werkwoord (drops, dropped, dropping)
  2. krimpen (verminderen; slinken; afnemen; )
    to decrease; to shrink; to go down; to sink
    • decrease werkwoord (decreases, decreased, decreasing)
    • shrink werkwoord (shrinks, shrank, shrinking)
    • go down werkwoord (goes down, went down, going down)
    • sink werkwoord (sinks, sank, sinking)
  3. krimpen (verminderen; reduceren; afnemen; )
    to decrease; to diminish; to reduce; to curtail; to lessen; to scale down; to dwindle; shrink away; to mark down
    • decrease werkwoord (decreases, decreased, decreasing)
    • diminish werkwoord (diminishs, diminished, diminishing)
    • reduce werkwoord (reduces, reduced, reducing)
    • curtail werkwoord (curtails, curtailed, curtailing)
    • lessen werkwoord (lessens, lessened, lessening)
    • scale down werkwoord (scales down, scaled down, scaling down)
    • dwindle werkwoord (dwindles, dwindled, dwindling)
    • shrink away werkwoord
    • mark down werkwoord (marks down, marked down, marking down)

Conjugations for krimpen:

o.t.t.
  1. krimp
  2. krimpt
  3. krimpt
  4. krimpen
  5. krimpen
  6. krimpen
o.v.t.
  1. kromp
  2. kromp
  3. kromp
  4. krompen
  5. krompen
  6. krompen
v.t.t.
  1. ben gekrompen
  2. bent gekrompen
  3. is gekrompen
  4. zijn gekrompen
  5. zijn gekrompen
  6. zijn gekrompen
v.v.t.
  1. was gekrompen
  2. was gekrompen
  3. was gekrompen
  4. waren gekrompen
  5. waren gekrompen
  6. waren gekrompen
o.t.t.t.
  1. zal krimpen
  2. zult krimpen
  3. zal krimpen
  4. zullen krimpen
  5. zullen krimpen
  6. zullen krimpen
o.v.t.t.
  1. zou krimpen
  2. zou krimpen
  3. zou krimpen
  4. zouden krimpen
  5. zouden krimpen
  6. zouden krimpen
en verder
  1. heb gekrompen
  2. hebt gekrompen
  3. heeft gekrompen
  4. hebben gekrompen
  5. hebben gekrompen
  6. hebben gekrompen
diversen
  1. krimp!
  2. krimpt!
  3. gekrompen
  4. krimpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

krimpen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. krimpen (minderen; korten)
    the shrinking; the decrease; the shrinking back

Vertaal Matrix voor krimpen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
decrease korten; krimpen; minderen afname; afname voorraad; afnames; afzwakking; bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; daling; inkrimping; kostenbesparing; minder worden; reductie; teruggang; terugloop; val; verkorting; vermindering; vervallingen
drop borrel; drop; dropping; druppel; neut; oorlam; staande receptie; valhoogte
shrink psychiater
shrinking korten; krimpen; minderen
shrinking back korten; krimpen; minderen
sink aanrecht; gootsteen; sink; spoelbak; wasbak; wastafel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
curtail afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen beknotten; inkorten; inperken; korter maken; verkorten
decrease afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen afnemen; dalen; declineren; kleiner maken; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verkleinen; verminderen; vervallen
diminish afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen ineenkrimpen; ineenschrompelen; inkrimpen; kleiner maken; kleiner worden; schrompelen; slinken; verkleinen
drop inkrimpen; krimpen; slinken afdruipen; afsmijten; afwerpen; afzetten; afzien van rechtsvervolging; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; laten uitstappen; lazeren; omlaagstorten; ontheffen; ontslaan; seponeren; sijpelen; tuimelen; uitdruppelen; uitsturen; vallen; verwijderen; verzenden; weglaten; wegsturen; wegzenden; zakken
dwindle afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen afnemen; dalen; declineren; ineenkrimpen; ineenschrompelen; inkrimpen; kleiner worden; minder worden; minderen; schrompelen; slinken; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen
go down afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen afdalen; dateren; landen; naar beneden dalen; naar beneden gaan; naar beneden komen; naar beneden lopen; neerdalen; neergaan; neerkomen; omlaag gaan; omlaaggaan; omlaagkomen; ondergaan; teruggaan; teruggrijpen
lessen afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden
mark down afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen lager maken; verlagen
reduce afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen afprijzen; beknotten; beperken; disloqueren; door koken dikker maken; door koken verdikken; herleiden; inbinden; indikken; inkoken; kleiner maken; lager maken; minder maken; minimaliseren; reduceren; roeren; temperen; terugvoeren; verdikken; verkleinen; verlagen; verleggen; verminderen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten
scale down afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen minder maken; minimaliseren
shrink afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen achteruitdeinzen; achteruitgaan; afnemen; afnemend; dalen; declineren; ineenkrimpen; ineenschrompelen; inkrimpen; kleiner maken; kleiner worden; minder worden; minderen; schrompelen; slinken; slinkend; tanen; tanend; terugdeinzen; teruggaan; terugschrikken; terugwijken; verkleinen; verminderen; vervallen
shrink away afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen
shrink back inkrimpen; krimpen; slinken achteruitdeinzen; achteruitgaan; ineenkrimpen; ineenschrompelen; schrompelen; terugdeinzen; terugschrikken; terugwijken
shrivel inkrimpen; krimpen; slinken ineenkrimpen; ineenschrompelen; schrompelen
shrivel up inkrimpen; krimpen; slinken indrogen; ineenkrimpen; ineenschrompelen; samentrekken; schrompelen; slinken; verschrompelen
sink afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen afglijden; aftakelen; afzakken; doen zinken; inzinken; kelderen; onder water gaan; ondergaan; vervallen; verzakken; wegglijden; wegzinken; zakken; zinken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
shrinking krimpend; slinkend
shrinking back krimpend; slinkend

Verwante woorden van "krimpen":


Wiktionary: krimpen

krimpen
verb
  1. kleiner in omvang worden
krimpen
verb
  1. (intransitive) to decrease, shrink, vanish
  2. to be pressed together
adjective
  1. reduced in size as a result of shrinkage

Cross Translation:
FromToVia
krimpen curl up; shrivel; hunch recroqueviller — Rétracter, plisser

Verwante vertalingen van krimpend