Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. kleinzieligheid:
  2. kleinzielig:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kleinzieligheid (Nederlands) in het Engels

kleinzieligheid:

kleinzieligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de kleinzieligheid (geborneerdheid; kleingeestigheid; bekrompenheid)
    the small-mindedness; the bigotedness; the pettiness; the narrow-mindedness

Vertaal Matrix voor kleinzieligheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bigotedness bekrompenheid; geborneerdheid; kleingeestigheid; kleinzieligheid
narrow-mindedness bekrompenheid; geborneerdheid; kleingeestigheid; kleinzieligheid engdenkendheid; engheid; hokjesgeest
pettiness bekrompenheid; geborneerdheid; kleingeestigheid; kleinzieligheid benepenheid; burgerlijkheid; kleinhartigheid; lafheid
small-mindedness bekrompenheid; geborneerdheid; kleingeestigheid; kleinzieligheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
narrow-mindedness bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; kneuterig

Verwante woorden van "kleinzieligheid":


kleinzieligheid vorm van kleinzielig:

kleinzielig bijvoeglijk naamwoord

  1. kleinzielig (kleingeestig; bekrompen; benepen)
    petty; bashfull; diffident; narrow minded

Vertaal Matrix voor kleinzielig:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
diffident bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen
petty bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig bekrompen; bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; kleinburgerlijk; kneuterig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bashfull bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
narrow minded bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig bekrompen; beperkt van geest; bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; kneuterig

Verwante woorden van "kleinzielig":


Wiktionary: kleinzielig


Cross Translation:
FromToVia
kleinzielig afraid; anxious; cowardly; fainthearted; fearful; pusillanimous; shy; timid; timorous; wimpy peureux — Qui est sujet à la peur.