Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. kavel:
  2. kavelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kavel (Nederlands) in het Engels

kavel:

kavel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kavel (gebied; perceel; terrein; bouwterrein)
    the parcel; the building site; the site; the plot; the lot; the ground
    • parcel [the ~] zelfstandig naamwoord
    • building site [the ~] zelfstandig naamwoord
    • site [the ~] zelfstandig naamwoord
    • plot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ground [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kavel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
building site bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein bouwgrond; bouwplaats; bouwterrein
ground bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein aarde; aardkorst; afweging; bodem; bodemoppervlak; gemalen; grond; overdenking; overweging; vermalen; vloer
lot bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein aardig wat; bende; berg; borg; bouwwerk; cautie; drom; garantie; gebouw; grote hoeveelheid; hoeveelheid; hoop; horde; kluit; levenslot; lot; lotsbestemming; massa; menigte; noodlot; onderpand; ongelukkig lot; overvloed; pand; partij; schare; waarborg; waarborging; waarborgsom
parcel bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein hoeveelheid; kaveling; pakje; pakket; partij; postpakket; verkaveling
plot bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein complot; intrige; perceel; plot; samenspanning; samenzwering; verwikkeling
site bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein locatie; site; vindplaats; website
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ground aarden; funderen; gronden; hameren; instellen; invoeren; kloppen met een hamer; koloniseren; onderbouwen; onderheien; oprichten; settelen; stichten; vestigen
lot kavelen; verdelen; verkavelen
plot bedenken; beramen; complotteren; plan beramen; plannen; verzinnen; zinnen

Verwante woorden van "kavel":

  • kavelen, kavels, kaveltje, kaveltjes

kavelen:

kavelen werkwoord (kavel, kavelt, kavelde, kavelden, gekaveld)

  1. kavelen (verkavelen; verdelen)
    to divide; to parcel out; lot
    • divide werkwoord (divides, divided, dividing)
    • parcel out werkwoord (parcels out, parcelled out, parcelling out)
    • lot werkwoord

Conjugations for kavelen:

o.t.t.
  1. kavel
  2. kavelt
  3. kavelt
  4. kavelen
  5. kavelen
  6. kavelen
o.v.t.
  1. kavelde
  2. kavelde
  3. kavelde
  4. kavelden
  5. kavelden
  6. kavelden
v.t.t.
  1. heb gekaveld
  2. hebt gekaveld
  3. heeft gekaveld
  4. hebben gekaveld
  5. hebben gekaveld
  6. hebben gekaveld
v.v.t.
  1. had gekaveld
  2. had gekaveld
  3. had gekaveld
  4. hadden gekaveld
  5. hadden gekaveld
  6. hadden gekaveld
o.t.t.t.
  1. zal kavelen
  2. zult kavelen
  3. zal kavelen
  4. zullen kavelen
  5. zullen kavelen
  6. zullen kavelen
o.v.t.t.
  1. zou kavelen
  2. zou kavelen
  3. zou kavelen
  4. zouden kavelen
  5. zouden kavelen
  6. zouden kavelen
en verder
  1. is verkaveld
diversen
  1. kavel!
  2. kavelt!
  3. gekaveld
  4. kavelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kavelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lot aardig wat; bende; berg; borg; bouwterrein; bouwwerk; cautie; drom; garantie; gebied; gebouw; grote hoeveelheid; hoeveelheid; hoop; horde; kavel; kluit; levenslot; lot; lotsbestemming; massa; menigte; noodlot; onderpand; ongelukkig lot; overvloed; pand; partij; perceel; schare; terrein; waarborg; waarborging; waarborgsom
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
divide kavelen; verdelen; verkavelen hakken; in stukken hakken; loskoppelen; scheiden; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uitsplitsen
lot kavelen; verdelen; verkavelen
parcel out kavelen; verdelen; verkavelen ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen

Verwante woorden van "kavelen":