Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kabinetje (Nederlands) in het Engels

kabinetje:

kabinetje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kabinetje (kastje; kast)
    the closet; the cabinet; the cupboard
    • closet [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cabinet [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cupboard [the ~] zelfstandig naamwoord
    the box
    – a (usually rectangular) container; may have a lid 1
    • box [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he rummaged through a box of spare parts1

Vertaal Matrix voor kabinetje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
box kabinetje; kast; kastje beeldbuis; blik; blikje; box; buis; bus; doos; kist; kistje; krat; kratje; opbergblik; opbergdoos; opbergruimte; trommel
cabinet kabinetje; kast; kastje gezag; gouvernement; kabinet; kabinetkast; ministerraad; ministerraden; regering
closet kabinetje; kast; kastje
cupboard kabinetje; kast; kastje commode; ladekast; latafel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
box boksen; omkaderen

Verwante woorden van "kabinetje":


kabinetje vorm van kabinet:

kabinet [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kabinet (regering; gouvernement; gezag)
    the government; the cabinet; the administration; the local government; the colonial government; the colonial administration
  2. het kabinet (Kamer der Staten-Generaal; kamer)
    the parliament; the States General Chamber
  3. het kabinet (kabinetkast)
    the cabinet; the cabinet-closet

Vertaal Matrix voor kabinet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
States General Chamber Kamer der Staten-Generaal; kabinet; kamer
administration gezag; gouvernement; kabinet; regering aanwenden; aanwending; administratie; beheer; bescherming; bewaking; controle; gebruik; hoede; toediening; toepassing; toezicht; zeggenschap; zorg
cabinet gezag; gouvernement; kabinet; kabinetkast; regering kabinetje; kast; kastje; ministerraad; ministerraden
cabinet-closet kabinet; kabinetkast
colonial administration gezag; gouvernement; kabinet; regering
colonial government gezag; gouvernement; kabinet; regering
government gezag; gouvernement; kabinet; regering autoriteiten; bestuursapparaat; bewind; landsregering; openbaar gezag; overheid; regering; regeringsapparaat; regeringsstelsel; regime; rijksbestuur; staatsbestel; staatsbestuur
local government gezag; gouvernement; kabinet; regering plaatselijke overheid
parliament Kamer der Staten-Generaal; kabinet; kamer parlement

Verwante woorden van "kabinet":


Verwante definities voor "kabinet":

  1. alle ministers bij elkaar2
    • het kabinet heeft een besluit genomen2
  2. grote, ouderwetse kast2
    • in het kabinet van oma lagen stapels linnengoed2

Wiktionary: kabinet

kabinet
noun
  1. complete body of government ministers
  2. group of advisors

Cross Translation:
FromToVia
kabinet ministry; department; administration; cabinet ministère — L’emploi, la charge qu’on exercer.

Computer vertaling door derden: