Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor joelend (Nederlands) in het Engels
joelend:
-
joelend (schreeuwend)
uproarious; shouting; screaming; loud; noisy-
uproarious bijvoeglijk naamwoord
-
shouting bijvoeglijk naamwoord
-
screaming bijvoeglijk naamwoord
-
loud bijvoeglijk naamwoord
-
noisy bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor joelend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
screaming | gegil; gekrijs; geschreeuw | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
noisy | joelend; schreeuwend | gehorig; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; roezemoezig; rumoerig; uit volle borst |
screaming | joelend; schreeuwend | krijserig; schreeuwerig |
uproarious | joelend; schreeuwend | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
loud | joelend; schreeuwend | hard; keihard; lawaaierig; luid; luid klinkend; luidkeels; luidruchtig; oorverdovend; opschepperig; protsend; protserig; rumoerig; schreeuwerig; uit volle borst |
shouting | joelend; schreeuwend |
joelen:
-
joelen (uitjouwen)
Conjugations for joelen:
o.t.t.
- joel
- joelt
- joelt
- joelen
- joelen
- joelen
o.v.t.
- joelde
- joelde
- joelde
- joelden
- joelden
- joelden
v.t.t.
- heb gejoeld
- hebt gejoeld
- heeft gejoeld
- hebben gejoeld
- hebben gejoeld
- hebben gejoeld
v.v.t.
- had gejoeld
- had gejoeld
- had gejoeld
- hadden gejoeld
- hadden gejoeld
- hadden gejoeld
o.t.t.t.
- zal joelen
- zult joelen
- zal joelen
- zullen joelen
- zullen joelen
- zullen joelen
o.v.t.t.
- zou joelen
- zou joelen
- zou joelen
- zouden joelen
- zouden joelen
- zouden joelen
en verder
- is gejoeld
diversen
- joel!
- joelt!
- gejoeld
- joelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor joelen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
roar | gedruis; gegil; gekrijs; geschreeuw; rumoer; tumult | |
shout | joelen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
boo | joelen; uitjouwen | |
howl | joelen; uitjouwen | brullen; gillen; janken |
roar | joelen; uitjouwen | blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; het uitgillen; schreeuwen; uitroepen; uitschreeuwen |
shout | aanroepen; blaffen; brullen; bulderen; daveren; het uitgillen; huilen; janken; jubelen; juichen; krijsen; praaien; schreeuwen; uitroepen; uitschreeuwen | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
boo | boe |