Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. ja:
  2. jassen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor jaste (Nederlands) in het Engels

ja:

ja bijvoeglijk naamwoord

  1. ja
    yes; sure
    • yes bijvoeglijk naamwoord
    • sure bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor ja:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
yes jawoord
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
indeed 'tuurlijk; allicht; beslist; bijgevolg; daadwerkelijk; dus; echt; effectief; feitelijk; geheid; gewis; heus; jawel; jazeker; logisch; metterdaad; natuurlijk; ongetwijfeld; onontkomelijk; reëel; stellig; tja; trouwens; uiteraard; vanzelfsprekend; vast; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; wel; wel degelijk; weliswaar; welzeker; werkelijk; zeker; zonder twijfel; à propos
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
indeed inderdaad; ja
yes inderdaad; ja ja hoor; natuurlijk!
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sure ja absoluut; beslist; echt; effectief; geheid; gewis; heus; metterdaad; ongetwijfeld; onvoorwaardelijk; onweerlegbaar; pertinent; reëel; ronduit; stellig; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; welzeker; werkelijk; zeker
yes ja

Verwante woorden van "ja":

  • jast, jaste

Antoniemen van "ja":


Verwante definities voor "ja":

  1. om aan te geven dat het goed is1
    • wil je koffie? ja graag1

Wiktionary: ja

ja
adverb
  1. duidt bevestiging of instemming aan
  2. kreet van opwinding
noun
  1. bevestigend of instemmend antwoord
ja
adverb
  1. yes
particle
  1. word used to indicate agreement or acceptance
interjection
  1. expression of pleasure, joy or great excitement

jassen:

jassen werkwoord (jas, jast, jaste, jasten, gejast)

  1. jassen (schillen; pellen)
    to peel; to skin; rind
    • peel werkwoord (peels, peeled, peeling)
    • skin werkwoord (skins, skinned, skinning)
    • rind werkwoord
  2. jassen (aardappels schillen)

Conjugations for jassen:

o.t.t.
  1. jas
  2. jast
  3. jast
  4. jassen
  5. jassen
  6. jassen
o.v.t.
  1. jaste
  2. jaste
  3. jaste
  4. jasten
  5. jasten
  6. jasten
v.t.t.
  1. heb gejast
  2. hebt gejast
  3. heeft gejast
  4. hebben gejast
  5. hebben gejast
  6. hebben gejast
v.v.t.
  1. had gejast
  2. had gejast
  3. had gejast
  4. hadden gejast
  5. hadden gejast
  6. hadden gejast
o.t.t.t.
  1. zal jassen
  2. zult jassen
  3. zal jassen
  4. zullen jassen
  5. zullen jassen
  6. zullen jassen
o.v.t.t.
  1. zou jassen
  2. zou jassen
  3. zou jassen
  4. zouden jassen
  5. zouden jassen
  6. zouden jassen
en verder
  1. is gejast
diversen
  1. jas!
  2. jast!
  3. gejast
  4. jassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

jassen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de jassen
    the coats; the overcoats
    • coats [the ~] zelfstandig naamwoord
    • overcoats [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor jassen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coats jassen jasjes
overcoats jassen mantels; overjassen
peel peul; schil; vel
rind bast; korstje; peul; schil; schors; vel
skin hachje; huid; peul; schil; vel; weergave
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
peel jassen; pellen; schillen afbladderen; doppen; pellen; vervellen
peel potatoes aardappels schillen; jassen
rind jassen; pellen; schillen
skin jassen; pellen; schillen afhalen; afschaven; afstropen; ontvellen; stropen; uitbenen; vervellen; villen; weergave toepassen

Verwante woorden van "jassen":


Wiktionary: jassen


Cross Translation:
FromToVia
jassen steal; abstract; nick; purloin; peel; shell; skin; deprive; deprive … of; despoil; clear; starve; strip; bare; discover; uncover; detect; expose dépouiller — Traductions à trier suivant le sens