Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. invreten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor invrat (Nederlands) in het Engels

invrat vorm van invreten:

invreten werkwoord (vreet in, vrat in, vraten in, ingevreten)

  1. invreten (inbijten)
    to corrode; to attack; to eat into; to bite into; to erode
    • corrode werkwoord (corrodes, corroded, corroding)
    • attack werkwoord (attacks, attacked, attacking)
    • eat into werkwoord (eats into, ate into, eating into)
    • bite into werkwoord (bites into, biting into)
    • erode werkwoord (erodes, eroded, eroding)

Conjugations for invreten:

o.t.t.
  1. vreet in
  2. vreet in
  3. vreet in
  4. vreten in
  5. vreten in
  6. vreten in
o.v.t.
  1. vrat in
  2. vrat in
  3. vrat in
  4. vraten in
  5. vraten in
  6. vraten in
v.t.t.
  1. heb ingevreten
  2. hebt ingevreten
  3. heeft ingevreten
  4. hebben ingevreten
  5. hebben ingevreten
  6. hebben ingevreten
v.v.t.
  1. had ingevreten
  2. had ingevreten
  3. had ingevreten
  4. hadden ingevreten
  5. hadden ingevreten
  6. hadden ingevreten
o.t.t.t.
  1. zal invreten
  2. zult invreten
  3. zal invreten
  4. zullen invreten
  5. zullen invreten
  6. zullen invreten
o.v.t.t.
  1. zou invreten
  2. zou invreten
  3. zou invreten
  4. zouden invreten
  5. zouden invreten
  6. zouden invreten
en verder
  1. is ingevreten
diversen
  1. vreet in!
  2. vreet in!
  3. ingevreten
  4. invretend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor invreten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attack aanval; aanvallen; attaque; attaqueren; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attack inbijten; invreten aantasten; aanvallen; aanvreten; attaqueren; bederven; belegeren; beschadigen; bestormen; overvallen
bite into inbijten; invreten
corrode inbijten; invreten aanbijten; aanvreten; eroderen; wegvreten
eat into inbijten; invreten
erode inbijten; invreten aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; eroderen; wegvreten