Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. inbranden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inbranden (Nederlands) in het Engels

inbranden:

inbranden werkwoord (brand in, brandt in, brandde in, brandden in, ingebrand)

  1. inbranden (brandmerken; branden; markeren; van stigma's voorzien)
    to mark; to stigmatize; to brand; to stigmatise
    – to accuse or condemn or openly or formally or brand as disgraceful 1
    • mark werkwoord (marks, marked, marking)
    • stigmatize werkwoord, Amerikaans (stigmatizes, stigmatized, stigmatizing)
      • She was stigmatized by society because she had a child out of wedlock1
    • brand werkwoord (brands, branded, branding)
    • stigmatise werkwoord, Brits
    to burn
    • burn werkwoord (burns, burnt, burning)
  2. inbranden
    to burn in
    • burn in werkwoord (burns in, burnt in, burning in)

Conjugations for inbranden:

o.t.t.
  1. brand in
  2. brandt in
  3. brandt in
  4. branden in
  5. branden in
  6. branden in
o.v.t.
  1. brandde in
  2. brandde in
  3. brandde in
  4. brandden in
  5. brandden in
  6. brandden in
v.t.t.
  1. heb ingebrand
  2. hebt ingebrand
  3. heeft ingebrand
  4. hebben ingebrand
  5. hebben ingebrand
  6. hebben ingebrand
v.v.t.
  1. had ingebrand
  2. had ingebrand
  3. had ingebrand
  4. hadden ingebrand
  5. hadden ingebrand
  6. hadden ingebrand
o.t.t.t.
  1. zal inbranden
  2. zult inbranden
  3. zal inbranden
  4. zullen inbranden
  5. zullen inbranden
  6. zullen inbranden
o.v.t.t.
  1. zou inbranden
  2. zou inbranden
  3. zou inbranden
  4. zouden inbranden
  5. zouden inbranden
  6. zouden inbranden
en verder
  1. is ingebrand
diversen
  1. brand in!
  2. brandt in!
  3. ingebrand
  4. inbrandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inbranden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brand brandmerk; fabrieksmerk; handelsmerk; handelsnaam; maak; merk; merknaam; stigma; warenmerk; wondteken van Christus; zwaard wapenkunde
burn brandplek; brandwond; verbranding
mark beoordelingscijfer; cijfer; doelschijf; eigenschap; etiket; herkenningsteken; iemand kenmerken; kenmerk; kenteken; litteken; merk; merkteken; onderscheidingsteken; punt; rapportcijfer; schietschijf; schoolcijfer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brand branden; brandmerken; inbranden; markeren; van stigma's voorzien aankruisen; merken
burn branden; brandmerken; inbranden; markeren; van stigma's voorzien aanbakken; aanbranden; afbranden; blakeren; branden; leegbranden; platbranden; uitbranden; verschroeien; verzengen; zengen
burn in inbranden
mark branden; brandmerken; inbranden; markeren; van stigma's voorzien aankruisen; aanstrepen; afvinken; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; keurmerken; merken; tekenen; typeren; vinken
stigmatise branden; brandmerken; inbranden; markeren; van stigma's voorzien schandmerken; stigmatiseren
stigmatize branden; brandmerken; inbranden; markeren; van stigma's voorzien schandmerken; stigmatiseren