Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. hun:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hun (Nederlands) in het Engels

hun:

hun bijvoeglijk naamwoord

  1. hun (hen)
    them
    • them bijvoeglijk naamwoord
  2. hun
    their; theirs

Vertaal Matrix voor hun:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
theirs hun dat van hen
them ze; zij
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
their hun dat van hen
them hen; hun

Verwante definities voor "hun":

  1. bezittelijk: hij is van die andere mensen1
    • het is hun paard1
  2. derde persoon meervoud, bij object zonder 'aan'1
    • ik geef hun een cadeau1

Wiktionary: hun

hun
en-pron
  1. belonging to them
  2. third personal plural pronoun used after a preposition or as the object of a verb