Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. huiseigenaar:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor huiseigenaar (Nederlands) in het Engels

huiseigenaar:

huiseigenaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de huiseigenaar (huisbezitter; woningbezitter)
    the homeowner

Vertaal Matrix voor huiseigenaar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
homeowner huisbezitter; huiseigenaar; woningbezitter

Verwante woorden van "huiseigenaar":

  • huiseigenaren, huiseigenaars

Wiktionary: huiseigenaar

huiseigenaar
noun
  1. someone who owns a house