Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. hijgen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hijg (Nederlands) in het Engels

hijgen:

hijgen werkwoord (hijg, hijgt, hijgde, hijgden, gehijgd)

  1. hijgen (puffen; blazen)
    to wheeze; to blow; to gasp; to pant; to puff
    • wheeze werkwoord (wheezes, wheezed, wheezing)
    • blow werkwoord (blows, blew, blowing)
    • gasp werkwoord (gasps, gasped, gasping)
    • pant werkwoord (pants, panted, panting)
    • puff werkwoord (puffs, puffed, puffing)
  2. hijgen (zwaar ademhalen)
    to gasp; to pant for breath
    • gasp werkwoord (gasps, gasped, gasping)
    • pant for breath werkwoord (pants for breath, panted for breath, panting for breath)

Conjugations for hijgen:

o.t.t.
  1. hijg
  2. hijgt
  3. hijgt
  4. hijgen
  5. hijgen
  6. hijgen
o.v.t.
  1. hijgde
  2. hijgde
  3. hijgde
  4. hijgden
  5. hijgden
  6. hijgden
v.t.t.
  1. heb gehijgd
  2. hebt gehijgd
  3. heeft gehijgd
  4. hebben gehijgd
  5. hebben gehijgd
  6. hebben gehijgd
v.v.t.
  1. had gehijgd
  2. had gehijgd
  3. had gehijgd
  4. hadden gehijgd
  5. hadden gehijgd
  6. hadden gehijgd
o.t.t.t.
  1. zal hijgen
  2. zult hijgen
  3. zal hijgen
  4. zullen hijgen
  5. zullen hijgen
  6. zullen hijgen
o.v.t.t.
  1. zou hijgen
  2. zou hijgen
  3. zou hijgen
  4. zouden hijgen
  5. zouden hijgen
  6. zouden hijgen
diversen
  1. hijg!
  2. hijgt!
  3. gehijgd
  4. hijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor hijgen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blow bluts; deuk; dreun; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap; zet
pant broek
puff haal; haaltje; soes; trekje; trekje aan een sigaret
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blow blazen; hijgen; puffen 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; blazen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; fluiten; hard waaien; iets vergallen; pijpen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen; zuigen
gasp blazen; hijgen; puffen; zwaar ademhalen janken; snikken
pant blazen; hijgen; puffen
pant for breath hijgen; zwaar ademhalen
puff blazen; hijgen; puffen
wheeze blazen; hijgen; puffen

Wiktionary: hijgen

hijgen
verb
  1. zwaar ademhalen ten gevolge van een lichamelijke inspanning
hijgen
verb
  1. to draw in the breath suddenly

Cross Translation:
FromToVia
hijgen gasp; wheeze keuchen — (intransitiv) schwer, mühsam, hörbar atmen