Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. het afsluiten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor het afsluiten (Nederlands) in het Engels

het afsluiten:

het afsluiten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. het afsluiten (dichtmaken; afsluiting; sluiting)
    the closing; the close-down; the partition; the locking; the shutting; the barrier

Vertaal Matrix voor het afsluiten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barrier afsluiting; dichtmaken; het afsluiten; sluiting afgrendeling; afsluitboom; belemmering; beletsel; hindernis; hinderpaal; klip; obstakel; roadblock; slagboom; sluitboom; versperring
close-down afsluiting; dichtmaken; het afsluiten; sluiting
closing afsluiting; dichtmaken; het afsluiten; sluiting dichtdoen; dichtdraaien
locking afsluiting; dichtmaken; het afsluiten; sluiting
partition afsluiting; dichtmaken; het afsluiten; sluiting afscheiding; beschot; dwarsschot; hek; hekwerk; partitie; scheiding; schijfpartitie; schot; segregatie; tussenmuur; tussenmuurtje; tussenschot; verbreking; verdeling
shutting afsluiting; dichtmaken; het afsluiten; sluiting
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
closing achterste; finaal; laatste

Verwante vertalingen van het afsluiten