Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
clear
|
|
afdekken; afruimen; banen; bevrijden; dechargeren; emanciperen; inklaren; klaren; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; onschuldig verklaren; opruimen; reinigen; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; uithalen; uitmesten; uitruimen; uitschakelen; uitverkopen; verlossen; verrekenen; vrijmaken; vrijpleiten; vrijspraak bepleiten; vrijspreken; vrijvechten; wissen; zuiveren
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
audible
|
bemerkbaar; herkenbaar; hoorbaar; merkbaar; tastbaar; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
goed hoorbaar; verneembaar
|
discernible
|
bemerkbaar; duidelijk; herkenbaar; hoorbaar; merkbaar; onmiskenbaar; tastbaar; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
|
identifiable
|
bemerkbaar; duidelijk; herkenbaar; hoorbaar; merkbaar; onmiskenbaar; tastbaar; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
|
noticeable
|
bemerkbaar; herkenbaar; hoorbaar; merkbaar; tastbaar; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
|
obvious
|
duidelijk; herkenbaar; onmiskenbaar
|
begrijpelijk; duidelijk; eruitspringend; flagrant; frappant; helder; in het oog lopend; in het oog springend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; opzichtig; overduidelijk; protserig; saillant; schreeuwerig; treffend; uitsteken; zo klaar als een klontje; zonneklaar
|
palpable
|
bemerkbaar; herkenbaar; hoorbaar; merkbaar; tastbaar; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
|
perceptible
|
bemerkbaar; herkenbaar; hoorbaar; merkbaar; tastbaar; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
te zien; zichtbaar
|
phenomenal
|
bemerkbaar; herkenbaar; hoorbaar; merkbaar; tastbaar; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
fantastisch; fenomenaal; geweldig; groots; ongemeen; ongewoon; puik; raar; schaars; uitzonderlijk; uniek; zelden; zeldzaam
|
recognisable
|
bemerkbaar; duidelijk; herkenbaar; hoorbaar; merkbaar; onmiskenbaar; tastbaar; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
kenbaar; te kennen
|
recognizable
|
bemerkbaar; duidelijk; herkenbaar; hoorbaar; merkbaar; onmiskenbaar; tastbaar; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
kenbaar; te kennen
|
tangible
|
bemerkbaar; herkenbaar; hoorbaar; merkbaar; tastbaar; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
aanraakbaar; concreet; duidelijk; grijpbaar; konkreet; materieel; stoffelijk; tastbaar; voelbaar
|
unambiguous
|
duidelijk; herkenbaar; onmiskenbaar
|
eenduidig; ondubbelzinnig
|
unequivocal
|
duidelijk; herkenbaar; onmiskenbaar
|
|
unmistakable
|
duidelijk; herkenbaar; onmiskenbaar
|
frappant; geprononceerd; in het oog lopend; in het oog springend; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; treffend; uitgesproken
|
visible
|
bemerkbaar; herkenbaar; hoorbaar; merkbaar; tastbaar; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
te zien; zichtbaar
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
clear
|
duidelijk; herkenbaar; onmiskenbaar
|
aanschouwelijk; af; afgedaan; afgelopen; begrijpelijk; bevattelijk; blank; bleek; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; direct; doorschijnend; doorzichtig; duidelijk; duidelijk klinkend; fideel; flagrant; fleurig; geestig; gereed; geëindigd; helder; helderklinkend; inzichtelijk; jolig; klaar; klaar als een klontje; klare; kleurig; kleurloos; kwiek; levendig; loos; lustig; monter; onbewolkt; ongekleurd; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; over; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; transparant; uit; uitgelaten; verhelderend; verstaanbaar; voltooid; voorbij; vrij; vrolijk; wakker; welgemoed; zo klaar als een klontje; zonder taak; zonneklaar; zonnig
|