Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. hazelaar:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hazelaars (Nederlands) in het Engels

hazelaars:


Verwante woorden van "hazelaars":


hazelaar:

hazelaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hazelaar (hazelnotestruik; hazelnotenboom; hazelstruik)
    the hazel; the hazelwood
    • hazel [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hazelwood [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hazelaar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hazel hazelaar; hazelnotenboom; hazelnotestruik; hazelstruik
hazelwood hazelaar; hazelnotenboom; hazelnotestruik; hazelstruik hazelaarsbos

Verwante woorden van "hazelaar":

  • hazelaren, hazelaars

Wiktionary: hazelaar

hazelaar
noun
  1. een heester waaraan hazelnoten groeien
hazelaar
noun
  1. tree / shrub

Cross Translation:
FromToVia
hazelaar hazelnut tree; hazel; hazelnut HaselnussBotanik: eine Gattung verholzender Sträucher und Bäume in der Familie der Birkengewächse