Nederlands
Uitgebreide vertaling voor happen (Nederlands) in het Engels
happen:
-
happen (toebijten; toehappen; dichtbijten; toesnauwen)
Conjugations for happen:
o.t.t.
- hap
- hapt
- hapt
- happen
- happen
- happen
o.v.t.
- hapte
- hapte
- hapte
- hapten
- hapten
- hapten
v.t.t.
- heb gehapt
- hebt gehapt
- heeft gehapt
- hebben gehapt
- hebben gehapt
- hebben gehapt
v.v.t.
- had gehapt
- had gehapt
- had gehapt
- hadden gehapt
- hadden gehapt
- hadden gehapt
o.t.t.t.
- zal happen
- zult happen
- zal happen
- zullen happen
- zullen happen
- zullen happen
o.v.t.t.
- zou happen
- zou happen
- zou happen
- zouden happen
- zouden happen
- zouden happen
diversen
- hap!
- hapt!
- gehapt
- happend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de happen
Vertaal Matrix voor happen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bite | aanbijten; hap; in een hap en een snap; knauw; mondvol; snap | |
bites | happen | beten; muggenbeten |
flesh-wounds | happen | |
snap | biscuit; biscuitje; kaakje; koek; koekje | |
teeth punctures | happen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bite | dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen | snerpen |
rise to the bait | dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen | |
snap | dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen | afbekken; afblaffen; afsnauwen; een knippend geluid maken; exploderen; fladderen; klappen; knakken; knappen; ontploffen; snauwen; springen; toesnauwen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uitlijnen; wapperen |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
snap | attractief; elegant; fraai; goed ogend; gracieus; knap; mooi; sierlijk; welgevallig |
Verwante woorden van "happen":
happen vorm van hap:
-
de hap
Vertaal Matrix voor hap:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bite | hap | aanbijten; in een hap en een snap; knauw; mondvol; snap |
mouthful | hap | mondvol |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bite | dichtbijten; happen; snerpen; toebijten; toehappen; toesnauwen |