Nederlands
Uitgebreide vertaling voor handelden (Nederlands) in het Engels
handelden vorm van handelen:
-
handelen (ageren)
-
handelen (doen; uitvoeren; verrichten; uitrichten)
-
handelen (handel drijven)
-
handelen (te werk gaan; werken; opereren; manipuleren; procederen; optreden; leven)
Conjugations for handelen:
o.t.t.
- handel
- handelt
- handelt
- handelen
- handelen
- handelen
o.v.t.
- handelde
- handelde
- handelde
- handelden
- handelden
- handelden
v.t.t.
- heb gehandeld
- hebt gehandeld
- heeft gehandeld
- hebben gehandeld
- hebben gehandeld
- hebben gehandeld
v.v.t.
- had gehandeld
- had gehandeld
- had gehandeld
- hadden gehandeld
- hadden gehandeld
- hadden gehandeld
o.t.t.t.
- zal handelen
- zult handelen
- zal handelen
- zullen handelen
- zullen handelen
- zullen handelen
o.v.t.t.
- zou handelen
- zou handelen
- zou handelen
- zouden handelen
- zouden handelen
- zouden handelen
diversen
- handel!
- handelt!
- gehandeld
- handelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
handelen (ageren)
Vertaal Matrix voor handelen:
Verwante woorden van "handelen":
Verwante definities voor "handelen":
Wiktionary: handelen
handelen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• handelen | → approach; procedure | ↔ Vorgangsweise — vor allem österreichisch: Art und Weise, wie man vorgehen; Plan über das Vorgehen |
• handelen | → produce; operate; impact; impinge; work; avail; affect; act; take action; move | ↔ opérer — accomplir une œuvre, produire un effet. |