Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. gunst:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gunst (Nederlands) in het Engels

gunst:

gunst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de gunst (dienst)
    the favour; the service; the grace; the support; the patronage; the goodwill; the mass; the boon; the favor
    • favour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • service [the ~] zelfstandig naamwoord
    • grace [the ~] zelfstandig naamwoord
    • support [the ~] zelfstandig naamwoord
    • patronage [the ~] zelfstandig naamwoord
    • goodwill [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mass [the ~] zelfstandig naamwoord
    • boon [the ~] zelfstandig naamwoord
    • favor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans

Vertaal Matrix voor gunst:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boon dienst; gunst gezegende toestand; heil; voorspoed; zaligheid; zegen; zegenen; zegening
favor dienst; gunst begunstiging; bevoorrechting
favour dienst; gunst begunstiging; bevoorrechting
goodwill dienst; gunst aardigheid; goodwill; handelszaak; vriendelijkheid
grace dienst; gunst bidden; gebed; genade; goedgunstigheid; gratie; pardon; vergeving; vergiffenis; verschoning; welwillendheid
mass dienst; gunst berg; dienst; grote hoeveelheid; hoop; kerkviering; massa; mis; overvloed
patronage dienst; gunst bescherming; clientèle; cliënteel; klandizie; klanten; klantenkring; mecenaat; protectie
service dienst; gunst bediening; dienst; diensten; herstelling van materiaal; instituut; kerkviering; kuising; mis; onderhoudsbeurt; opdienen; opruiming; reinigen; reiniging; revisie; schoonmaak; schoonmaken; serveren; service; serviceverlening; uitserveren; verpleging; verschaffing; verzorging; voorziening; zorg; zuivering
support dienst; gunst aanhangen; aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanvuren; assistentie; bijstand; dienstbetoon; driepoot; houvast; hulpbetoon; kost; medewerking; onderbouwing; onderhoud; onderhoudsgeld; onderstel; ondersteuning; opwekking; poot; rugsteun; schoorbalk; schraagpijler; schuinse steunbalk; sokkel; staander; steun; steunbalk; stimulans; stimuleren; stut; stutbalk; support; toejuichen; voedsel; voet; voetstuk; zuilvoet
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
favor begunstigen; bevoordelen; bevoorrechten; iemand begunstigen; voorrechten toekennen; voorschuiven; voortrekken
favour begunstigen; bevoordelen; bevoorrechten; iemand begunstigen; voorrechten toekennen; voorschuiven; voortrekken
grace opluisteren
service van dienst zijn
support aanmoedigen; activeren; behouden; bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; bezielen; bijspringen; bijvallen; dragen; financieel steunen; financieren; goedkeuren; homologeren; in stand houden; instemmen; meehelpen; met palen stutten; onderhouden; ondersteunen; oppeppen; opwekken; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stimuleren; stutten; van mening zijn; voorstaan
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
service dienstverlenend; dienstverlenende

Verwante woorden van "gunst":

  • gunsten

Wiktionary: gunst

gunst
noun
  1. deed in which help is voluntarily provided

Cross Translation:
FromToVia
gunst favour Gefallen — Handlung oder Unterlassung, mit der man jemand anderem uneigennützig einen Dienst erweist; etwas, was man nur einem anderen zuliebe tut, um ihn zu unterstützen
gunst favour; favourableness; favorableness; favor Gunst — die Bevorzugung, das Wohlwollen, die Gewogenheit
gunst charm; favour; gift; grace; gracefulness; boon; kindness grâce — Ce qui plaît dans les attitudes, les manières, les discours. Un certain agrément, un certain charme indéfinissable.

Verwante vertalingen van gunst