Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gruwel (Nederlands) in het Engels

gruwel:

gruwel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de gruwel (iets wat afschuw opwekt; verschrikking)
    the abomination; the abhorrence; the terror; the horror
  2. de gruwel (watergruwel)
    the gruel; the water gruel
  3. de gruwel (wandaad; wreedheid; gruweldaad)
    the atrocity; the heinous deed; the gruesome deed

Vertaal Matrix voor gruwel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abhorrence gruwel; iets wat afschuw opwekt; verschrikking
abomination gruwel; iets wat afschuw opwekt; verschrikking afgrijzen; gruwen; verafschuwing; verfoeiing; verfoeilijkheid; walging; weerzin
atrocity gruwel; gruweldaad; wandaad; wreedheid afgrijzen; gruwen; misstand; verfoeilijkheid; walging; wantoestand; weerzin
gruel gruwel; watergruwel brij; papje; verfoeilijkheid
gruesome deed gruwel; gruweldaad; wandaad; wreedheid
heinous deed gruwel; gruweldaad; wandaad; wreedheid
horror gruwel; iets wat afschuw opwekt; verschrikking afschuw; engerd; griezel; griezeltje; spinnenkop; verfoeilijkheid; vervelend spook
terror gruwel; iets wat afschuw opwekt; verschrikking crime; kwelduivel; paniek; plaaggeest
water gruel gruwel; watergruwel

Verwante woorden van "gruwel":


Wiktionary: gruwel

gruwel
noun
  1. religie|nld wat afschuw opwekt

Cross Translation:
FromToVia
gruwel abomination; abhorrence; horror; loathing; atrocity abominationhorreur, dégoût qu’on ressentir pour une personne ou une chose.
gruwel atrocity; abomination; abhorrence atrocitéextrême cruauté.
gruwel horror; phi; sleaze; abomination; atrocity; abhorrence horreur — Traductions à trier suivant le sens

gruwel vorm van gruwelen:

gruwelen werkwoord (gruwel, gruwelt, gruwelde, gruwelden, gegruweld)

  1. gruwelen (griezelen; gruwen)
    to shudder; to loathe; to be horrified; to abhor; to have a horror
    • shudder werkwoord (shudders, shuddered, shuddering)
    • loathe werkwoord (loathes, loathed, loathing)
    • be horrified werkwoord (is horrified, being horrified)
    • abhor werkwoord (abhors, abhored, abhoring)
    • have a horror werkwoord (has a horror, had a horror, having a horror)

Conjugations for gruwelen:

o.t.t.
  1. gruwel
  2. gruwelt
  3. gruwelt
  4. gruwelen
  5. gruwelen
  6. gruwelen
o.v.t.
  1. gruwelde
  2. gruwelde
  3. gruwelde
  4. gruwelden
  5. gruwelden
  6. gruwelden
v.t.t.
  1. heb gegruweld
  2. hebt gegruweld
  3. heeft gegruweld
  4. hebben gegruweld
  5. hebben gegruweld
  6. hebben gegruweld
v.v.t.
  1. had gegruweld
  2. had gegruweld
  3. had gegruweld
  4. hadden gegruweld
  5. hadden gegruweld
  6. hadden gegruweld
o.t.t.t.
  1. zal gruwelen
  2. zult gruwelen
  3. zal gruwelen
  4. zullen gruwelen
  5. zullen gruwelen
  6. zullen gruwelen
o.v.t.t.
  1. zou gruwelen
  2. zou gruwelen
  3. zou gruwelen
  4. zouden gruwelen
  5. zouden gruwelen
  6. zouden gruwelen
diversen
  1. gruwel!
  2. gruwelt!
  3. gegruweld
  4. gruwelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

gruwelen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de gruwelen (wandaden)
    the frights; the terrors
    • frights [the ~] zelfstandig naamwoord
    • terrors [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gruwelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frights gruwelen; wandaden
shudder beving; bibberen; gebeef; huivering; rillen; rilling; siddering
terrors gruwelen; wandaden gruwels
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abhor griezelen; gruwelen; gruwen verafschuwen; verfoeien; walgen
be horrified griezelen; gruwelen; gruwen ontzet zijn
have a horror griezelen; gruwelen; gruwen
loathe griezelen; gruwelen; gruwen haten; verafschuwen; verfoeien; walgen
shudder griezelen; gruwelen; gruwen beven; bibberen; door afgrijzen bevangen worden; griezelen; gruwen; huiveren; ijzen; rillen; sidderen; trillen; verstijven; vibreren

Verwante woorden van "gruwelen":