Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gezeten (Nederlands) in het Engels
gezeten:
Vertaal Matrix voor gezeten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sitting | broeden; gebroed; seance; sessie | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sitting | zitten | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
established | gevestigd; gezeten | definitief; metterwoon; permanent; vastgesteld; vaststaand |
seated | gezeten; zittend | gezeteld |
sitting | gezeten; zittend | verblijvend |
situated | gevestigd; gezeten | gelegen; gesitueerd; liggend |
gezeten vorm van zitten:
-
zitten
-
zitten
Conjugations for zitten:
o.t.t.
- zit
- zit
- zit
- zitten
- zitten
- zitten
o.v.t.
- zat
- zat
- zat
- zaten
- zaten
- zaten
v.t.t.
- heb gezeten
- hebt gezeten
- heeft gezeten
- hebben gezeten
- hebben gezeten
- hebben gezeten
v.v.t.
- had gezeten
- had gezeten
- had gezeten
- hadden gezeten
- hadden gezeten
- hadden gezeten
o.t.t.t.
- zal zitten
- zult zitten
- zal zitten
- zullen zitten
- zullen zitten
- zullen zitten
o.v.t.t.
- zou zitten
- zou zitten
- zou zitten
- zouden zitten
- zouden zitten
- zouden zitten
diversen
- zit!
- zit!
- gezeten
- zittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zitten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sit | duur; zit | |
sitting | broeden; gebroed; seance; sessie | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sit | zitten | |
sit down | zitten | gaan zitten; plaatsnemen; zich neerzetten; zich zetten |
sitting | zitten | |
- | bevinden; ophouden | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sitting | gezeten; verblijvend; zittend |