Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
order
|
|
aanwijzing; bestelling; bevel; bevelschrift; bezorging; commando; consigne; decoratie; dienstorder; dwangbevel; ereteken; gebod; instructie; lastbrief; lintje; mandaat; onderscheiding; onderscheidingsteken; opdracht; orde; order; overhandiging; regelmaat; ridderorde; taak; voorschrift; z-volgorde
|
reign
|
|
bewind; dynastie; geslacht; regentschap; regeringsstelsel; regime; staatsbestel
|
rule
|
|
bewind; dienstvoorschrift; filter; gezag; macht; overheersing; regel; regentschap; regeringsstelsel; regime; reglement; richtlijn; richtsnoer; staatsbestel; stelregel; voorschrift; wetmatigheid
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
exercise authority
|
gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
|
|
exert power
|
gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
|
bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
|
order
|
gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
|
aanrukken; aanvoeren; afkondigen; bestellen; bevel voeren over; bevelen; catalogiseren; classificeren; commanderen; decreteren; dicteren; een brief dicteren; gebieden; gelasten; ingeven; leiden; leidinggeven; opdragen; ordenen; orderen; organiseren; rangordenen; rangschikken; regelen; schikken; uitvaardigen; verordenen; verordonneren; voorschrijven
|
reign
|
gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
|
heersen; heersen van griep; verspreiden van ziekte
|
rule
|
gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
|
bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; heersen; heersen van griep; opdragen; verordenen; verordonneren; verspreiden van ziekte
|