Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- getroffen:
- treffen:
-
Wiktionary:
- treffen → hit, meet, impinge, encounter, strike
- treffen → meeting, encounter, combat
- treffen → meeting, encounter, afflict, clash, confrontation, catch, hit, run across, strike, attain, find, score, run up against, accomplish, get, reach, achieve, arrive at, battle, blow, whack, stroke, scuffle, struggle, action, fight, combat, fray, swat, knock, smack, stub, beat, wallop, manage, succeed, meet, come across, sink, tap, capture, locate, spot
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor getroffen (Nederlands) in het Engels
getroffen:
-
getroffen (aangeschoten)
-
getroffen (kapot van; geraakt; geëmotioneerd; aangedaan; aangeslagen; geroerd; aangegrepen)
dreadfully cut up by it-
dreadfully cut up by it bijvoeglijk naamwoord
-
-
getroffen (ontsteld; verschrikt; onthutst)
-
getroffen (onthutst; ontsteld; perplex; paf)
flabbergasted– as if struck dumb with astonishment and surprise 1-
flabbergasted bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor getroffen:
Verwante woorden van "getroffen":
getroffen vorm van treffen:
-
treffen (ontroeren; raken)
-
treffen (ontmoeten; tegenkomen)
-
treffen (beïnvloeden; raken)
-
treffen (terechtkomen; raken)
-
treffen (elkaar ontmoeten; afspreken; elkaar zien; samenkomen)
Conjugations for treffen:
o.t.t.
- tref
- treft
- treft
- treffen
- treffen
- treffen
o.v.t.
- trof
- trof
- trof
- troffen
- troffen
- troffen
v.t.t.
- heb getroffen
- hebt getroffen
- heeft getroffen
- hebben getroffen
- hebben getroffen
- hebben getroffen
v.v.t.
- had getroffen
- had getroffen
- had getroffen
- hadden getroffen
- hadden getroffen
- hadden getroffen
o.t.t.t.
- zal treffen
- zult treffen
- zal treffen
- zullen treffen
- zullen treffen
- zullen treffen
o.v.t.t.
- zou treffen
- zou treffen
- zou treffen
- zouden treffen
- zouden treffen
- zouden treffen
en verder
- ben getroffen
- bent getroffen
- is getroffen
- zijn getroffen
- zijn getroffen
- zijn getroffen
diversen
- tref!
- treft!
- getroffen
- treffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het treffen (ontmoeting)
-
het treffen (raken)
Vertaal Matrix voor treffen:
Verwante woorden van "treffen":
Synoniemen voor "treffen":
Antoniemen van "treffen":
Verwante definities voor "treffen":
Wiktionary: treffen
treffen
Cross Translation:
verb
treffen
-
raak schieten
- treffen → hit
noun
-
gathering for a purpose
-
sudden, often violent clash
-
hostile meeting
-
unplanned meeting
-
a battle; a fight; a struggle for victory
-
see through arrangement
-
encounter by accident
-
To make a physical impact on to collide, to crash (upon).
-
to give a blow
-
meet (someone) or find (something) unexpectedly
-
to hit
Cross Translation: