Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. geschoktheid:
  2. geschokt:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geschoktheid (Nederlands) in het Engels

geschoktheid:

geschoktheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de geschoktheid (ontzetting)
    the dismay; the state of shock

Vertaal Matrix voor geschoktheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dismay geschoktheid; ontzetting consternatie; ontsteltenis; schrik; verbijstering; verslagenheid
state of shock geschoktheid; ontzetting

Verwante woorden van "geschoktheid":


geschokt:

geschokt bijvoeglijk naamwoord

  1. geschokt (van streek; ontzet; ontredderd)
    dismayed; appalled; upset; aghast

Vertaal Matrix voor geschokt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
upset schrik; verbijstering
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
upset bederven; dwarsbomen; dwarsliggen; in de war sturen; nekken; omduwen; omstoten; omverstoten; ontstemmen; ruïneren; tegenwerken; verstoren; vertoornen; verzieken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aghast geschokt; ontredderd; ontzet; van streek
appalled geschokt; ontredderd; ontzet; van streek
dismayed geschokt; ontredderd; ontzet; van streek getroffen; onthutst; ontsteld; verschrikt
upset geschokt; ontredderd; ontzet; van streek boos; dol; furieus; gebelgd; gekwetst; getroffen; hels; kwaad; laaiend; misnoegd; nijdig; onthutst; ontsteld; overstuur; paf; perplex; razend; tierend; verontwaardigd; verschrikt; verstoord; woedend; woest

Verwante woorden van "geschokt":


Wiktionary: geschokt

geschokt
adjective
  1. angry, distressed, unhappy