Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geraakt (Nederlands) in het Engels

geraakt:

geraakt bijvoeglijk naamwoord

  1. geraakt (getoucheerd)
    touched; moved
  2. geraakt (kapot van; getroffen; geëmotioneerd; )

Vertaal Matrix voor geraakt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
moved geraakt; getoucheerd aangedaan; bewogen; geroerd; ontroerd
touched geraakt; getoucheerd aangedaan; bewogen; geroerd; ontroerd
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dreadfully cut up by it aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; geraakt; geroerd; getroffen; geëmotioneerd; kapot van

Verwante woorden van "geraakt":


geraakt vorm van geraken:

geraken werkwoord (geraak, geraakt, geraakte, geraakten, geraakt)

  1. geraken (belanden; terechtkomen; verzeilen)
    to end
    • end werkwoord (ends, ended, ending)
  2. geraken (terecht komen)
    to end up
    • end up werkwoord (ends up, ended up, ending up)

Conjugations for geraken:

o.t.t.
  1. geraak
  2. geraakt
  3. geraakt
  4. geraken
  5. geraken
  6. geraken
o.v.t.
  1. geraakte
  2. geraakte
  3. geraakte
  4. geraakten
  5. geraakten
  6. geraakten
v.t.t.
  1. ben geraakt
  2. bent geraakt
  3. is geraakt
  4. zijn geraakt
  5. zijn geraakt
  6. zijn geraakt
v.v.t.
  1. was geraakt
  2. was geraakt
  3. was geraakt
  4. waren geraakt
  5. waren geraakt
  6. waren geraakt
o.t.t.t.
  1. zal geraken
  2. zult geraken
  3. zal geraken
  4. zullen geraken
  5. zullen geraken
  6. zullen geraken
o.v.t.t.
  1. zou geraken
  2. zou geraken
  3. zou geraken
  4. zouden geraken
  5. zouden geraken
  6. zouden geraken
diversen
  1. geraak!
  2. geraakt!
  3. geraakt
  4. gerakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor geraken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
end afstand; beëindiging; distantie; einde; eindpunt; end; finale; slot; sluiting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
end belanden; geraken; terechtkomen; verzeilen aankomen; afgrenzen; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; begrenzen; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; finishen; gesprek beëindigen; halthouden; klaarkrijgen; klaarmaken; naar einde toewerken; ophouden; stoppen; ten einde lopen; teneindelopen; van grenzen voorzien; volbrengen; volmaken; voltooien
end up geraken; terecht komen eindigen op; resultaat; resulteren; tot gevolg hebben; uitkomen op; uitmonden

geraakt vorm van raken:

raken werkwoord (raak, raakt, raakte, raakten, geraakt)

  1. raken (betreffen; aangaan)
    to concern; to regard; to affect; to touch
    • concern werkwoord (concerns, concerned, concerning)
    • regard werkwoord (regards, regarded, regarding)
    • affect werkwoord (affects, affected, affecting)
    • touch werkwoord (touches, touched, touching)
  2. raken (beïnvloeden; treffen)
    to influence; to affect; to impress
    • influence werkwoord (influences, influenced, influencing)
    • affect werkwoord (affects, affected, affecting)
    • impress werkwoord (impresses, impressed, impressing)
  3. raken (treffen; beroeren)
    to hit; to strike; to touch; to affect; to move; to concern
    • hit werkwoord (hits, hit, hitting)
    • strike werkwoord (strikes, struck, striking)
    • touch werkwoord (touches, touched, touching)
    • affect werkwoord (affects, affected, affecting)
    • move werkwoord (moves, moved, moving)
    • concern werkwoord (concerns, concerned, concerning)
  4. raken (ontroeren; treffen)
    – hem een klap, schot of stoot toebrengen 1
    to strike; to touch; to hit; to move; to affect; to concern
    • strike werkwoord (strikes, struck, striking)
    • touch werkwoord (touches, touched, touching)
    • hit werkwoord (hits, hit, hitting)
    • move werkwoord (moves, moved, moving)
    • affect werkwoord (affects, affected, affecting)
    • concern werkwoord (concerns, concerned, concerning)
  5. raken (terechtkomen; treffen)
    end up at; to fall; to land
    • end up at werkwoord
    • fall werkwoord (falls, fell, falling)
    • land werkwoord (lands, landed, landing)

Conjugations for raken:

o.t.t.
  1. raak
  2. raakt
  3. raakt
  4. raken
  5. raken
  6. raken
o.v.t.
  1. raakte
  2. raakte
  3. raakte
  4. raakten
  5. raakten
  6. raakten
v.t.t.
  1. heb geraakt
  2. hebt geraakt
  3. heeft geraakt
  4. hebben geraakt
  5. hebben geraakt
  6. hebben geraakt
v.v.t.
  1. had geraakt
  2. had geraakt
  3. had geraakt
  4. hadden geraakt
  5. hadden geraakt
  6. hadden geraakt
o.t.t.t.
  1. zal raken
  2. zult raken
  3. zal raken
  4. zullen raken
  5. zullen raken
  6. zullen raken
o.v.t.t.
  1. zou raken
  2. zou raken
  3. zou raken
  4. zouden raken
  5. zouden raken
  6. zouden raken
en verder
  1. ben geraakt
  2. bent geraakt
  3. is geraakt
  4. zijn geraakt
  5. zijn geraakt
  6. zijn geraakt
diversen
  1. raak!
  2. raakt!
  3. geraakt
  4. rakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

raken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. raken (treffen)
    the concerning; the touching; the affecting

Vertaal Matrix voor raken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
affecting raken; treffen aantasten; beschadigen; kwetsen
concern bedrijf; bekommernis; bezorgdheid; concern; corporatie; coöperatie; firma; handelsbedrijf; handelshuis; handelsmaatschappij; handelsonderneming; handelsvennootschap; handelsvereniging; kommer; maatschap; maatschappij; onderneming; ongerustheid; vennootschap; verontrusting; verpleging; verzorging; zaak; zorg
concerning raken; treffen aangaan; betreffen; zorg inboezemen
fall achteruitgang; afname; baisse; daling; deflatie; herfst; herfsttijd; instorting; inzinking; landing; minder worden; najaar; neervallen; prijsdaling; prijsverlaging; terechtkomen; teruggang; terugloop; val; vermindering
hit aanrijding; bestseller; botsing; collisie; doelpunt; goal; hit; kasstuk; klapper; kraker; raakschot; schlager; schot in de roos; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
impress inktstempel; stempel; zegel
influence beïnvloeding; invloed; inwerking; macht
land land; landmassa
move manoeuvre; schaakstukverplaatsing; schijngevecht; schijnkamp; sciamachie; spiegelgevecht; zet
regard aanbidden; achting; eerbied; eerbiedigen; eerbiediging; hoogachting; ontzag; respect; verering; verheerlijking; verheffen; waardering
strike aanboren; gestaak; opvallen; staken; staking; werkonderbreking; werkstaking
touch aanraking; contact; flinter; floers; gevoel; kleine tik; klopje; schijntje; sentiment; snufje; tikje; toetsaanslag; vleugje; voeling; waas; zweem
touching raken; treffen aanraken; aftikken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
affect aangaan; beroeren; betreffen; beïnvloeden; ontroeren; raken; treffen aangaan; belang inboezemen; betreffen; inwerken; slaan op; zorg inboezemen
concern aangaan; beroeren; betreffen; ontroeren; raken; treffen aangaan; belang inboezemen; betreffen; slaan op; zorg inboezemen
end up at raken; terechtkomen; treffen
fall raken; terechtkomen; treffen bezwijken; doodgaan; erin vallen; flikkeren; heengaan; inslapen; kelderen; kiepen; kieperen; omkomen; ondergaan; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overlijden; sneuvelen; sodemieteren; sterven; te gronde gaan; ten ondergaan; ten val komen; tuimelen; vallen; wegvallen; zakken
hit beroeren; ontroeren; raken; treffen een klap geven; hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren
impress beïnvloeden; raken; treffen bedrukken; indrukken; induwen; inprenten; inscherpen; op het hart drukken; opdrukken; overdrukken; prenten
influence beïnvloeden; raken; treffen beïnvloeden; invloed hebben
land raken; terechtkomen; treffen afdalen; aflopen; eindigen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen; op de grond komen; op zijn pootjes terechtkomen; teneindelopen; terechtkomen
move beroeren; ontroeren; raken; treffen aangrijpen; beroeren; bewegen; disloqueren; gaan; iets verplaatsen; in beweging brengen; lopen; ontroeren; overplaatsen; roeren; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; stappen; verhuizen; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vertillen; vervoeren; verzetten; voor zich uitschuiven; zich begeven; zich bewegen; zich verplaatsen; zich voortbewegen
regard aangaan; betreffen; raken aangaan; achten; afwegen; beschouwen; betreffen; overdenken; overwegen; slaan op
strike beroeren; ontroeren; raken; treffen aansteken; doen branden; een klap geven; frapperen; grijpen; het werk neerleggen als protest; in staking gaan; in staking zijn; ontsteken; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; slaan; staken; toeslaan; vuur maken; werkonderbreken; wrijven
touch aangaan; beroeren; betreffen; ontroeren; raken; treffen aangaan; aangrijpen; aanraken; aanroeren; aanstippen; belang inboezemen; beroeren; betasten; betreffen; bevoelen; even aanraken; ontroeren; roeren; slaan op; toucheren; voelen; zitten aan; zorg inboezemen
- aankomen; aanraken; treffen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
touching aandoenlijk; aandoenlijke; aangrijpend; adembenemend; boeiend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; meeslepend; ontroerend; opwindend; pakkend; roerend; sensationeel; spannend; zinderend
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
concerning inzake; naar aanleiding van
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
concerning aangaande; betreffend; betreffende; in kwestie; met betrekking tot; omtrent
hit aangeschoten; geslagen; getroffen

Verwante woorden van "raken":

  • rak

Synoniemen voor "raken":


Antoniemen van "raken":


Verwante definities voor "raken":

  1. even vastpakken, tegen iets of iemand aankomen1
    • de ballon raakte de grond1
  2. hem ontroeren1
    • zijn opmerking raakte me erg1
  3. het worden1
    • hij raakte totaal overstuur1
  4. hem een klap, schot of stoot toebrengen1
    • de kogel raakte hem in de schouder1

Wiktionary: raken

raken
verb
  1. een klap, schot of stoot toebrengen
  2. in een bepaalde toestand of situatie komen
raken
verb
  1. converge and touch
  2. To make a physical impact on to collide, to crash (upon).
  3. to give a blow
  4. make physical contact with
  5. affect emotionally

Cross Translation:
FromToVia
raken catch; hit; run across; strike; attain; encounter; find; score; run up against; accomplish; get; reach; achieve; arrive at atteindretoucher de loin au moyen d’un projectile.
raken become; get; grow; arise devenircommencer à être ce qu’on n’était pas ; passer d’une situation, d’un état à un autre.
raken hit; catch; run across; strike; swat; attain; encounter; find; score; run up against; knock; smack; stub; beat; wallop frapper — A TRIER
raken reach; manage; catch; hit; run across; strike; attain; encounter; find; score; run up against; succeed; accomplish; get; achieve; arrive at parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)
raken look at; have to do with; watch; consider; deem; regard; view; see; pertain regarder — voir, observer
raken catch; capture saisir — Représenter, croquer avec exactitude.
raken touch toucher — Mettre la main sur quelque chose