Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. geprik:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geprik (Nederlands) in het Engels

geprik:

geprik [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. geprik (gesteek)
    the stinging; the pricking; the sticking

Vertaal Matrix voor geprik:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pricking geprik; gesteek
sticking geprik; gesteek aanlijmen; kleven; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen
stinging geprik; gesteek
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sticking toetredend
stinging met sarcasme; op afgebeten toon; sarcastisch; schril; snijdend; stekend