Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
-
gemeen:
- vicious; mean; nasty; shrewd; cunning; sly; underhand; vile; slippery; false; sharp; low; usual; ordinary; common; customary; commonly; quite common; habitual; ordinarily; pedestrian; bad; malicious; badly; evil-minded; with evil intention; roguish; villainous; blackguardly; scoundrelly; cutting; biting
-
Wiktionary:
- gemeen → wicked, vile, mischievous, mean, cruel, common, bastard, acrimonious, rascal, rotten, vulgar
- gemeen → in common, abject, common, joint, communal, concerted, generic, mutual, single, gross, nasty, foul, lousy, low, lowlife, sleazy, disgusting, depraved, ignoble, mean, sordid, vile, unhealthy, ill, sick, unwell, ailing, wicked, repulsive, loathsome, detestable
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gemeen (Nederlands) in het Engels
gemeen:
-
gemeen (doortrapt; achterbaks; sluw; geraffineerd; uitgekookt; geslepen; snood; slinks; stiekem; leep; gewiekst; geniepig; listig; gehaaid; gluiperig)
vicious; mean; nasty; shrewd; cunning; sly; underhand; vile; slippery; false; sharp; low-
vicious bijvoeglijk naamwoord
-
mean bijvoeglijk naamwoord
-
nasty bijvoeglijk naamwoord
-
shrewd bijvoeglijk naamwoord
-
cunning bijvoeglijk naamwoord
-
sly bijvoeglijk naamwoord
-
underhand bijvoeglijk naamwoord
-
vile bijvoeglijk naamwoord
-
slippery bijvoeglijk naamwoord
-
false bijvoeglijk naamwoord
-
sharp bijvoeglijk naamwoord
-
low bijvoeglijk naamwoord
-
-
gemeen (gebruikelijk; gangbaar; gewoon; normaal)
usual; ordinary; common; customary; commonly; quite common; habitual; ordinarily-
usual bijvoeglijk naamwoord
-
ordinary bijvoeglijk naamwoord
-
common bijvoeglijk naamwoord
-
customary bijvoeglijk naamwoord
-
commonly bijwoord
-
quite common bijvoeglijk naamwoord
-
habitual bijvoeglijk naamwoord
-
ordinarily bijwoord
-
-
gemeen (laaghartig; laag; laag-bij-de-grond; onedel)
mean; vile; pedestrian-
mean bijvoeglijk naamwoord
-
vile bijvoeglijk naamwoord
-
pedestrian bijvoeglijk naamwoord
-
-
gemeen (slecht; vals; min)
-
gemeen (met slechte intentie; slecht; vals; kwaadwillig)
malicious; badly; vicious; false; evil-minded; low; with evil intention-
malicious bijvoeglijk naamwoord
-
badly bijwoord
-
vicious bijvoeglijk naamwoord
-
false bijvoeglijk naamwoord
-
evil-minded bijvoeglijk naamwoord
-
low bijvoeglijk naamwoord
-
with evil intention bijvoeglijk naamwoord
-
-
gemeen (schurkachtig; gluiperig; vals; boosaardig; boefachtig)
roguish; villainous; blackguardly; scoundrelly-
roguish bijvoeglijk naamwoord
-
villainous bijvoeglijk naamwoord
-
blackguardly bijvoeglijk naamwoord
-
scoundrelly bijvoeglijk naamwoord
-
-
gemeen (bijtend; scherp; fel; doordringend)
Vertaal Matrix voor gemeen:
Verwante woorden van "gemeen":
Synoniemen voor "gemeen":
Antoniemen van "gemeen":
Verwante definities voor "gemeen":
Wiktionary: gemeen
gemeen
gemeen
Cross Translation:
adjective
-
naughty
-
powerful; fierce; harsh; damaging
-
acting without consideration of others
-
causing or intending to cause intentional harm
- mean → boosaardig; gemeen
-
not nice; mean; heartless
-
usual
-
mutual
-
of or like a bastard (bad person)
-
sharp and harsh
-
part of the common rabble
-
mean
-
having to do with common people
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gemeen | → abject | ↔ abject — Qui est dans un état d’abjection, qui est rejeté et digne de l’être ; vil, méprisable. |
• gemeen | → common; joint; communal; concerted; generic; mutual; single | ↔ commun — Qui sert, qui peut servir à tout le monde ou seulement à plusieurs personnes. |
• gemeen | → gross; nasty; foul; lousy; low; lowlife; sleazy | ↔ dégoutant — Qui donne du dégout. |
• gemeen | → disgusting | ↔ dégoûtant — Qui donner du dégoût. |
• gemeen | → abject; depraved; ignoble; low; lowlife; mean; sordid; vile | ↔ lâche — Méprisable |
• gemeen | → unhealthy; ill; sick; unwell; ailing | ↔ malsain — Qui n’est pas sain, qui a en soi le germe de quelque maladie. (Sens général). |
• gemeen | → mean; wicked | ↔ méchant — mauvais, antonyme : lien|bon|fr. |
• gemeen | → repulsive; loathsome; detestable; vile | ↔ repoussant — Qui inspirer de l’aversion, du dégoût. |