Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Engels ->Vertaal gekookt

Vertaal gekookt van Nederlands naar Engels

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

gekookt:
- boiled; cooked
koken:
- preparing diner; boiling; cooking; seething
- cook; prepare a meal; do the cooking
Wiktionary:
- gekookt → cooked
- koken → boil, cook, do, seethe
- koken → cook, make, boil

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gekookt (Nederlands) in het Engels

gekookt:

gekookt bijvoeglijk naamwoord

gekookt
boiled; cooked
- boiled bijvoeglijk naamwoord
- cooked bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor gekookt:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
boiled	gekookt
cooked	gekookt	duidelijk; flagrant; overduidelijk; zo klaar als een klontje; zonneklaar

Wiktionary: gekookt

gekookt

adjective

of food, that has been prepared by cooking
- cooked → gekookt

gekookt vorm van koken:

koken [znw.] zelfstandig naamwoord

koken (de maaltijd bereiden)
the preparing diner
- preparing diner [the ~] zelfstandig naamwoord
koken (boven 100 graden zijn)
the boiling; the cooking
- boiling [the ~] zelfstandig naamwoord
- cooking [the ~] zelfstandig naamwoord
koken (kokerij)
the cooking
- cooking [the ~] zelfstandig naamwoord
koken (zieden)
the seething
- seething [the ~] zelfstandig naamwoord

koken werkwoord (kook, kookt, kookte, kookten, gekookt)

koken (eten bereiden; kokkerellen)
to cook; prepare a meal; to do the cooking
- cook werkwoord (cooks, cooked, cooking)
- prepare a meal werkwoord
- do the cooking werkwoord (does the cooking, did the cooking, doing the cooking)

Conjugations for koken:

o.t.t.

kook
kookt
kookt
koken
koken
koken

o.v.t.

kookte
kookte
kookte
kookten
kookten
kookten

v.t.t.

heb gekookt
hebt gekookt
heeft gekookt
hebben gekookt
hebben gekookt
hebben gekookt

v.v.t.

had gekookt
had gekookt
had gekookt
hadden gekookt
hadden gekookt
hadden gekookt

o.t.t.t.

zal koken
zult koken
zal koken
zullen koken
zullen koken
zullen koken

o.v.t.t.

zou koken
zou koken
zou koken
zouden koken
zouden koken
zouden koken

en verder

is gekookt

diversen

kook!
kookt!
gekookt
kokend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor koken:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
boiling	boven 100 graden zijn; koken	kooksel
cook		keukenmeester; keukenmeid; keukenprinses; kok; kokkie; kookster; meid
cooking	boven 100 graden zijn; koken; kokerij	kokerij; kooksel
preparing diner	de maaltijd bereiden; koken
seething	koken; zieden
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cook	eten bereiden; koken; kokkerellen	bereiden; brouwen; gaar koken; iets toebereiden; klaarmaken; koken van woede; prepareren; zieden
do the cooking	eten bereiden; koken; kokkerellen
prepare a meal	eten bereiden; koken; kokkerellen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
seething		boos; furieus; kokend; kwaad; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; vertoornd; woest; ziedend

Verwante woorden van "koken":

kok

Verwante definities voor "koken":

het gaar maken in heet water¹
- aardappels moet je koken¹
zo warm zijn dat er damp en bellen te zien zijn¹
- water kookt bij 100 graden¹

Wiktionary: koken

koken

verb

vloeistof verwarmen totdat er zich in de hele vloeistof bellen vormen die naar boven stijgen en openspringen
- koken → boil
met behulp van ingrediënten een maaltijd klaarmaken
- koken → cook

koken

verb

cook
- do → bakken; koken
prepare food
- cook → koken
become ready for eating
- cook → koken
prepare (food) for eating
- cook → koken
begin to turn into a gas
- boil → koken
cook in boiling water
- boil → koken
heat (a liquid) until it begins to turn into a gas
- boil → koken; aan de kook brengen
to boil vigorously
- seethe → zieden; koken

Cross Translation:

From	To	Via
• koken	→ cook; make	↔ kochen — Lebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten
• koken	→ boil	↔ bouillir — Être dans l’état d’ébullition. Se dit proprement des liquides, lorsque la chaleur ou la fermentation y produit un mouvement et qu’il se forme des bulles à la surface.
• koken	→ cook	↔ cuire — préparer les aliments par le moyen du feu, de la chaleur, pour les rendre propres à être manger. devenir propre à être mangé ou propre à tel ou tel usage par le moyen du feu, de la chaleur.
• koken	→ cook	↔ cuisiner — Préparer à manger

Computer vertaling door derden:

¹Muiswerk Woordenboek