Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. gedreven:
  2. drijven:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gedreven (Nederlands) in het Engels

gedreven:

gedreven bijvoeglijk naamwoord

  1. gedreven
    obsessed

Vertaal Matrix voor gedreven:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
obsessed gedreven bezeten; fanatiek

Verwante woorden van "gedreven":


Wiktionary: gedreven


Cross Translation:
FromToVia
gedreven go-getting umtriebig — eifrig tätig, getrieben (im positiven Sinne)

gedreven vorm van drijven:

drijven [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. drijven
    the floating; the drifting

Vertaal Matrix voor drijven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drifting drijven
floating drijven
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drifting fluctuerend; heen en weer bewegend; opstuivend; opstuivend zand
floating drijvend; zwevend

Verwante definities voor "drijven":

  1. hem ergens heen jagen1
    • de politie dreef de demonstranten het centrum uit1
  2. hem ertoe aanzetten1
    • wat drijft jou ertoe zo onaardig te zijn?1
  3. in een vloeistof aan de oppervlakte blijven1
    • de houten plank dreef in de sloot1

Wiktionary: drijven

drijven
verb
  1. e1. op het oppervlakte van een vloeistof rusten
  2. o1. iets of iemand voor zich uit doen bewegen
drijven
verb
  1. to excite to action
  2. be capable of floating
  3. be supported by a liquid
  4. compel (to do something)
  5. cause to become
  6. herd (animals) in a particular direction

Cross Translation:
FromToVia
drijven float flotter — Traductions à trier suivant le sens
drijven pursue; chase; hunt down; drive; drive on pourchasserpoursuivre ou rechercher avec obstination, avec ardeur.
drijven chase; persecute; prosecute; pursue; harrow; oppress; stalk; drive; drive on; impel; shoo; propel; actuate poursuivresuivre quelqu’un avec application, avec ardeur, courir après quelqu’un dans le dessein de l’atteindre, de le prendre.
drijven push; sprout; thrust; chase; drive; drive on; impel; shoo; propel; pursue; actuate pousser — Faire pression contre quelqu’un ou contre quelque chose, pour le déplacer ou l’ôter de sa place.